Kuiken went aan slechter verteerbaar eiwit

Vleeskuikens hebben er even tijd voor nodig, maar ze kunnen dan toch efficiënt presteren op slechter verteerbaar eiwit. Dat toont Miranda Elling-Staats aan in haar promotieonderzoek.

Kuiken+went+aan+slechter+verteerbaar+eiwit
© Miranda Elling-Staats

In voer van vleeskuikens zit – doorgaans uit grotendeels uit soja – goed verteerbaar eiwit. Of dit goed verteerbare eiwit uit soja in voldoende mate beschikbaar blijft voor voeding van pluimvee en andere dieren is de vraag. Een groot deel van de goed verteerbare plantaardige eiwitbronnen zullen voor de voeding van de mens gebruikt gaan worden.

Het betekent dat pluimvee en bijvoorbeeld ook varkens vaker te maken krijgen met minder goed verteerbare eiwitten in het voer. De consequenties hiervan voor pluimvee en varkens zijn onderwerp van diverse promotieonderzoeken aan Wageningen Universiteit & Research. Miranda Elling-Staats heeft haar promotieonderzoek gericht op de consequenties van minder goed verteerbare eiwitten voor de voeding, gezondheid en prestaties van reguliere vleeskuikens.


Niet alle eiwit verteert

Minder goed verteerbaar eiwit verteert in de dunne darm niet helemaal. Dat wil zeggen dat het niet helemaal in de afzonderlijke aminozuren wordt gesplitst. Om vervolgens te worden opgenomen in het bloed voor de groei – opbouw spierweefsel – en onderhoud. Als niet alle eiwit goed wordt verteerd komt er dus onverteerd eiwit in de blindedarmen van het pluimvee terecht en bij varkens in de dikke darm.

Reststromen zijn inzetbaar als alternatieve eiwitbron voor kuikens

Miranda Elling-Staats, onderzoeker bij Wageningen Universiteit & Research

De kuikens werden bij het onderzoek geregeld individueel gewogenVleeskuikens onderzoek Miranda Elling-Staats boven roosters
De kuikens werden bij het onderzoek geregeld individueel gewogenVleeskuikens onderzoek Miranda Elling-Staats boven roosters © Miranda Elling-Staats

In meerdere deelonderzoeken onderzocht Elling-Staat de effecten van voer met minder goed verteerbaar eiwit. In het eerste onderzoek is gekeken of een hittebehandeling de eiwitverteerbaarheid genoeg aantast om een verschil te kunnen zien tussen goed en minder goed verteerbaar eiwit.

Daarvoor gebruikte de onderzoeker soja, raapzaadschroot en zonnebloempitschroot als eiwitbronnen, die al dan niet werden verhit. Een deel van het raapzaadschroot was daarbij ontdaan van de hul die er omheen zit. Dat is niet eenvoudig, want die hul zit behoorlijk vast.


Eiwitfermentatie in blinde darmen vleeskuikens

In de blinde darmen van vleeskuikens zitten bacteriën die onverteerd eiwit gebruiken voor hun groei, dat heet fermenteren. De bacteriën die goed gedijen op onverteerd eiwit kunnen de ongunstige bacteriën als coli-bacteriën en clostridium perfringens zijn. Een overmatige groei van de ongewenste bacteriën zorgt voor een minder goede gezondheid, hoger antibioticagebruik, dunnere mest en natter strooisel.
Van minder goed verteerbare eiwit komen minder aminozuren beschikbaar voor het pluimvee. Met als mogelijk resultaat minder goede prestaties en een hogere stikstofuitstoot.Tegelijkertijd kan er ook koolhydraatfermentatie in de blinde darmen optreden. Dit neemt een deel van de negatieve gevolgen van eiwitfermentatie weg. Ook kan het dier wennen aan slechter verteerbare grondstoffen. Waardoor minder goed verteerbare eiwitbronnen wel bruikbaar zijn pluimveevoer.

Het onderzoek liet zien dat verhitten tot 130 graden een negatief effect heeft op de eiwitverteerbaarheid. Dat pakt dan ook negatief uit voor de darmgezondheid en de prestaties. Zo sterk verhitten is dus niet aan te raden en dat gebeurt bij de bereiding van mengvoer ook niet, weet Elling-Staats.


Beter dan gedacht

De eerste proef leverde ook een onverwacht resultaat op. Kuikens die voer kregen met het raapzaadschroot zonder de hullen en zonder hittebehandeling aten minder van het voer en groeiden daarmee ook minder. Maar de kuikens hadden minder last van eiwitfermentatie omdat er door de lagere voeropname ook minder onverteerd eiwit in de blindedarmen kwam.

De kuikens waren wel kleiner dan kuikens met niet verhit hoogwaardig sojaschroot, maar de voederconversie was gelijk. Dat biedt mogelijk kansen voor raapzaadschroot als eiwitbron.


De kuikens werden tijdens de onderzoeken regelmatig gewogen.
De kuikens werden tijdens de onderzoeken regelmatig gewogen. © Miranda Elling-Staats

In de tweede proef werden de effecten van verschillen in de eiwitverteerbaarheid verder onderzocht. De kuikens kregen voer met verschillende eiwitniveaus met gewoon raapzaadschroot als eiwitbron of eiwit geïsoleerd uit raapzaad met een hogere eiwitverteerbaarheid. Dit werd aangevuld met vezels om het aandeel vezels gelijk te krijgen aan voer met gewoon raapzaadschroot.


Gewoon raapzaadschroot beste

De verwachting was dat het voer met de hogere eiwitverteerbaarheid beter zou scoren. Dat bleek niet het geval. Kuikens op voer met gewoon raapzaadschroot presteerden het beste. De niet-oplosbare vezels in het raapzaadschroot zorgen voor koolhydraatfermentatie in de blindedarmen.

De fermentatie zorgde voor meer vetzuren, waardoor het iets zuurder werd in de darm. Dit pakt positief uit voor de darmgezondheid omdat het minder kans geeft op groei van schadelijke bacteriën. Bovendien bleek uit onderzoek naar genexpressie dat raapzaadschroot mogelijk zorgde voor een hoger aandeel van transporteiwitten die de opname van de vetzuren verbeteren.

Gevolg was dat het voer met een hogere concentratie gewoon raapzaadschroot zorgde voor een lagere voerconversie dan het voer met minder van deze slechte eiwitbron. Wel was er sprake van wat natter strooisel bij raapzaadschroot. ‘Dus het is wel een kwestie van een afgewogen voersamenstelling maken’, zegt Elling-Staats.


Circulaire grondstof

In de derde proef kregen de kuikens maisgistconcentraat als eiwitbron. Mede om te onderzoeken of deze circulaire grondstof bruikbaar is voor het voer. De eerste vier weken liepen de kuikens achter op de kuikens die soja als eiwitbron kregen. In de laatste twee weken haalden de kuikens die achterstand echter in.

Aan het einde waren de kuikens nog wel lichter al was dat verschil niet significant. De voerconversie van beide groepen kuikens was opvallend genoeg gelijk.


Langzaam opbouwen

Volgens Elling-Staats blijkt uit haar promotieonderzoek duidelijk dat er plaats is voor alternatieve eiwitbronnen in het voer van kuikens. ‘Met raapzaadschroot zou je naar 20 procent kunnen gaan, niet direct bij de start zoals in mijn onderzoek, maar laat de kuikens wennen en voer de hoeveelheid langzaam op.

‘Ook maisgistconcentraat, een restproduct uit de ethanolproductie, lijkt bruikbaar. Reststromen zijn dus zeker inzetbaar. Het aandeel raapzaad of maisgistconcentraat in het voer zal altijd ook afhangen van de andere eiwitbronnen in het voer. Het blijft belangrijk om te zorgen voor een goede balans in de essentiële aminozuren. Moet je veel synthetische aminozuren toevoegen dan is dat economisch niet altijd haalbaar’, stelt de onderzoeker.

Lees ook

Marktprijzen

Meer marktprijzen

Laatste nieuws

Nieuwste video's

Kennispartners

Meest gelezen

Nieuw op MechanisatieMarkt.nl

Meer advertenties

Vacatures

Weer

  • Maandag
    18° / 5°
    20 %
  • Dinsdag
    21° / 10°
    45 %
  • Woensdag
    23° / 11°
    60 %
Meer weer