RDA formuleert principes voor dierwaardige veehouderij

De veehouderij is volgens de Raad voor Dierenaangelegenheden alleen toekomstbestendig als deze ook dierwaardig is. De RDA-principes die dit moeten bewerkstelligen, zijn beschreven in de zienswijze Dierwaardige Veehouderij, opgesteld op verzoek van de landbouwminister Carola Schouten. De overheid heeft daarin de regie.

De opgestelde principes hebben als doel richting te geven; zowel in ontwerpprocessen als in het gesprek tussen verschillende belanghebbenden. 'Ze zijn niet geformuleerd als voorschrift of maatlat. Bij deze zes principes is het vertrekpunt en het eerste principe de erkenning van de intrinsieke waarde en de integriteit van het dier', licht de raad toe.

Dat betekent naar mening van de RDA respect voor de eigen waarde van het dier als wezen met gevoel, dat pijn en plezier kan ervaren. 'Dat houdt onder meer in dat veehouders geen fysieke ingrepen meer mogen uitvoeren, zoals staarten couperen of snavels behandelen. Enig voorbehoud is als daarmee stoppen nadelig uitpakt voor het dier.'

Drie basisbehoeften

Een dierwaardige veehouderij dient verder in drie basisbehoeften te voorzien: goede voeding, omgeving en gezondheid. Die vormen volgens de RDA elk een van de zes genoemde principes. Bovendien moet een dier voldoende mogelijkheden hebben om natuurlijk gedrag te vertonen en zijn behoeften daarmee te vervullen, wat het vijfde principe is.

Het laatste principe gaat over het standpunt dat het dier een emotionele toestand moet kunnen bereiken die het als overwegend positief ervaart. Voor dat laatste moet het dier kunnen reageren op omstandigheden in zijn omgeving. 'De ontwikkeling naar dierwaardige veehouderij vraagt een gezamenlijke aanpak van overheden, veehouders, marktpartijen, maatschappelijke organisaties en andere belanghebbenden', verzekert de raad.

Regiefunctie overheid

'Een dierwaardige veehouderij zal alleen tot stand komen als de overheid het initiatief neemt en de urgentie benoemt', constateert de raad. 'Er is een ander beleid nodig en een sterke regiefunctie van de overheid. De zienswijze geeft hiervoor een aantal aanbevelingen.'