Keurmerk is vooral marketingtool voor supers

De supers wilden snel af van de imagobeschadigende campagne van de milieuclub en besloten rap hun AGF te verduurzamen. Jumbo liep daarbij voorop en stelde dat vanaf 2019 alle gangbare AGF-telers PlanetProof-gecertificeerd moesten zijn. Al gauw volgden Superunie, Aldi en Plus en later ook Lidl. Dit betekende strengere eisen op het gebied van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en het uitstoten van broeikasgas.

Uit een peiling van Nieuwe Oogst onder AGF-telers blijkt dat de kosten die gemoeid zijn met de certificering gemiddeld oplopen tot 10.000 euro per jaar. Driekwart van de respondenten geeft aan extra investeringen te hebben moeten doen om überhaupt aan de certificeringseisen te voldoen. En jaarlijks worden deze eisen aangescherpt.

De groei van PlanetProof betekent vooral winst voor de retail. Zij is af van de schadelijke acties van Greenpeace en kan zich profileren met extra duurzaam geteelde AGF. Maar telers hebben het nakijken. Nee, zij moeten het doen met hooguit een langere leveringszekerheid.

En daar zit een groot pijnpunt, waardoor de motivatie onder telers om mee te doen aan het keurmerk snel afbrokkelt. Want kosten maken om aan opgelegde eisen te voldoen, terwijl de handel of retail geen hogere prijs voor het extra duurzaam geteelde product wil geven, is niet vol te houden.

Immers, door duurzamer te telen, geven telers extra waarde aan hun product. En zo zou het ook gewaardeerd moeten worden. Nu is PlanetProof vooral een marketingtool voor de retail.