Project toont positieve bijdrage akkerrand aan biodiversiteit

Aanleg van akkerranden rond landbouwpercelen heeft een positieve invloed op de aantallen akkervogels en de soortensamenstelling van insecten. Dit blijkt uit monitoring van Rijksuniversiteit Groningen (RUG) in het project Duurzame en Natuurinclusieve Noordelijke bouwplannen.

Project+toont+positieve+bijdrage+akkerrand+aan+biodiversiteit
© Marcel Berendsen

‘Voor ongewervelden, en dan met name loopkevers, geldt dat de soortendiversiteit toeneemt op bedrijven die meer natuurinclusieve maatregelen nemen. De aanleg van akkerranden is daar een goed voorbeeld van’, vertelt ecoloog Raymond Klaassen van RUG. ‘Verder zien we dat omgevingsfactoren zoals grondsoort en de natuurlijke habitat rond een bedrijf ook een behoorlijke invloed hebben op de samenstelling van insectengemeenschappen.’

Klaassen sprak deze week op de slotbijeenkomst van het project Duurzame en Natuurinclusieve Noordelijke bouwplannen in het provinciehuis in Groningen. Binnen dit project hebben zeven akkerbouwers in Drenthe, Groningen en Friesland van 2020 tot en met 2022 in hun bedrijfsvoering naar eigen inzicht geëxperimenteerd met natuurinclusieve maatregelen. Tijdens de bijeenkomst deelden de akkerbouwers en betrokken onderzoekers hun ervaringen.


Doel van het project is inzicht krijgen in de ecologische effecten van natuurinclusieve bedrijfsvoeringen. De deelnemende akkerbouwers hebben daarvoor ervaring opgedaan met niet-kerende grondbewerking, extensievere bouwplannen, aanleg van akkerranden en landschapselementen, bodembedekking in de winter, mengteelten, strokenteelt, gebruik van vaste mest en diverse andere toepassingen.


Unieke kans voor monitoring

Als ecoloog werd Klaassen in de gelegenheid gesteld om samen met zijn studenten de biodiversiteit voor zowel akkervogels als insecten te monitoren op de zeven praktijkbedrijven. ‘Voor ons een unieke kans om vast te stellen hoe de situatie daadwerkelijk is en wat de invloed is van de verschillen in grondsoorten, landschappen en bedrijfsvoering. Eigenlijk is tot nu toe nog weinig bekend over de werkelijke stand van de biodiversiteit in landbouwgebieden.’

In de presentatie bespreekt Klaassen vooral de resultaten van de insectenmonitoring. Over akkervogels vertelt hij kort dat is vastgesteld dat op alle deelnemende bedrijven de aantallen bovengemiddeld zijn. ‘Onze waarnemingen bevestigen dat extensieve bouwplannen een positief effect hebben op de vogelstand. Verder toont het aan dat granen en veldbonen en ook landschapselementen als struwelen en ruige akkerranden interessanter zijn voor akkervogels dan bijvoorbeeld aardappelen of uien.’

Voor de monitoring van insecten heeft RUG op de zeven bedrijven in zowel suikerbieten en granen als in de omliggende akkerranden waarnemingen gedaan. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen vier groepen ongewervelde organismen: mijten en springstaarten, regenwormen, loopkevers en vliegende insecten. De monitoring is drie jaar op rij uitgevoerd op steeds drie momenten in mei, juni en juli.


Geen verschillen in aantallen

Bij de behandeling van de resultaten noemt Klaassen het verrassend dat er geen eenduidige verschillen zijn in aantallen insecten en soorten insecten tussen suikerbieten en granen. Ook zijn de aantallen gevonden ongewervelden in akkerranden niet hoger dan in de gewassen. Wel blijkt de diversiteit van ongewervelden in akkerranden hoger.

Inzoomend op deze diversiteit stellen de RUG-studenten vast dat met name voor loopkevers en vliegende insecten geldt dat de variatie tussen de soorten in akkerranden groter is. Samenvattend concludeert Klaassen dat de grootste verschillen bij insecten in natuurinclusieve bouwplannen niet worden gevonden in aantallen, maar vooral in de soortensamenstelling.

Klaassen: ‘We zien dat de verschillende groepen ongewervelden ook verschillend reageren op omgevingsfactoren en op de bedrijfsvoering. Belangrijk ook is dat we zien dat een deel van de factoren die druk leggen op de insectenpopulaties van buiten de landbouw afkomstig zijn. Ofwel de omgeving waar een bedrijf gevestigd is, heeft grote invloed op de waargenomen biodiversiteit.’


Thermometer voor natuurlijkheid

Van de groepen ongewervelden zijn de loopkevers het meest gevoelig voor veranderingen. Klaassen noemt de kevers daarom ook de thermometer voor de natuurlijkheid. ‘Bij loopkevers zien we heel duidelijk dat de variatie in soorten groter is op zand dan op klei en ook dat deze variatie toeneemt naarmate meer natuurinclusieve maatregelen worden genomen in bouwplannen.’

De gewone zwartschild typeert Klaassen als de brandnetelsoort onder de loopkevers. Het aandeel van dit soort in de totale populatie op akkerbouwpercelen neemt volgens hem af als meer wordt geëxtensiveerd.

De onderzoeker kan nog niet te zeggen wat deze bevindingen betekenen voor de natuurlijke plaagbestrijding in de gewassen. ‘Dat is een volgende vraag waar we een antwoord op moeten vinden. Ook is nog onduidelijk of de soortenvariatie zorgt voor het aanbod van meer voedsel voor vogels.’

Bekijk meer over:

Lees ook

Marktprijzen

Meer marktprijzen

Laatste nieuws

Nieuwste video's

Kennispartners

Meest gelezen

Nieuw op MechanisatieMarkt.nl

Meer advertenties

Vacatures

Weer

  • Zaterdag
    10° / 5°
    30 %
  • Zondag
    11° / 2°
    30 %
  • Maandag
    10° / 0°
    20 %
Meer weer