Transitie dwingt diervoederbedrijven tot verdere clustering van productie

De komende jaren krimpt de Nederlandse veestapel. Brancheorganisatie Nevedi houdt rekening met 5 tot 15 procent. Dat zal wisselend zijn per sector en per regio in Nederland. Daarnaast worden steeds meer dieren gehouden in ketens met specifieke wensen. Dat stelt de diervoederindustrie voor de uitdaging om haar weg te vinden in een productie die over meer gaat dan efficiëntie alleen.

Transitie+dwingt+diervoederbedrijven+tot+verdere+clustering+van+productie
© Twan Wiermans

De diervoederindustrie staat voor grote uitdagingen. Het regeerakkoord van 15 december noemt bijvoorbeeld expliciet ‘voer’ bij het weer in balans brengen van natuur en landbouw via kringlooplandbouw. Het akkoord benoemt afspraken over het gebruik van reststromen en sluiten van kringlopen.

De zelfvoorzieningsgraad van Nederland is hoog en de druk op de beschikbare ruimte groot. Een krimp van de Nederlandse veestapel, maar eigenlijk ook van die in heel Noordwest-Europa, is te verwachten.

Brancheorganisatie voor de diervoederindustrie Nevedi houdt rekening met een krimp in het aantal dieren van gemiddeld 5 tot 15 procent. Afhankelijk van in welke sector en welk gebied de krimp plaatsvindt, noemt directeur Henk Flipsen van Nevedi de impact voor individuele diervoerbedrijven groot.

Elke schakel stuurt op de eigen kostprijs en dat is niet altijd het ketenbelang

Gé Backus, directeur Connecting Agri & Food

‘De klappen van krimp zijn voor onze sector misschien wel groter dan voor bedrijven in de primaire sector’, zegt Flipsen. In 2019 bracht Nevedi de toekomstvisie ‘Voer voor samenwerking’ uit voor de periode 2020-2025. Daarin staat de verwachting dat de clustering van bedrijven die is ingezet – het ledenaantal van Nevedi daalde in de afgelopen zes jaar van 110 naar 86 – doorgaat. De clustering is volgens Flipsen onder andere het gevolg van specifieke eigenschappen die aan voeders worden gesteld.

De afzet van vlees, en ook die van zuivel en eieren, wordt meer en meer gedifferentieerd. Om economisch verantwoord maatschappelijke innovaties door te kunnen voeren, noemt de Nevedi-directeur het behouden van een voldoende kritische massa cruciaal.

Verdere opschaling

De differentiatie in combinatie met het stikstofbeleid waarvoor de overheid 23 miljard euro heeft gereserveerd, zorgt voor nog meer clustering. ‘Alle bewegingen gaan richting een verdere opschaling van de veevoerbranche’, concludeert Robert Hoste van Wageningen Economic Research. Het is een proces dat zich afgelopen jaren ook voltrok bij de retail en bij slachterijen.

Nevedi beperkt zich in de toekomstvisie tot alleen de collectieve belangen. De thema’s die daaruit voortrollen om aan te pakken zijn klimaat, circulariteit, watergebruik en biodiversiteit. Een complex geheel dat individuele diervoerbedrijven in combinatie met een krimpende veestapel voor enorme uitdagingen plaatst.

Want, stelt de Nevedi-directeur, vanuit oogpunt van efficiëntie is hoe dieren nu in Nederland worden gevoerd optimaal. Alles wat daaraan verandert, leidt tot extra kosten.

Tekst gaat verder onder kader.

Toekomst van de landbouw

De rol van boeren en tuinders in onze samenleving en het belang van een eigen voedselproductie staan ter discussie. In de serie 'Toekomst van de landbouw' diept Nieuwe Oogst het onderwerp uit. Hoe ziet de toekomstige landbouw eruit en welke plek hebben de boeren en tuinders in de veranderende samenleving? De serie is niet bedoeld om de toekomst te voorspellen, maar om denkrichtingen te bieden over hervormingen van de landbouw, de rol van voedsel, mondialisering, regionalisering, gezondheid en technologie. Dit is het laatste verhaal in de serie. Lees alle verhalen terug via nieuweoogst.nl/toekomst.

Klimaatneutraliteit wordt in de diervoerbranche de komende jaren een dominant thema. ‘Het begrip ‘regionale sourcing’ bijvoorbeeld is nog niet afgebakend’, geeft varkenseconoom Hoste aan. ‘Praten we dan bijvoorbeeld over de Europese Unie met 27 landen of over heel Europa. Dat maakt een groot verschil.’

‘Het dilemma waar de diervoederindustrie mee worstelt is dat ze moet voldoen aan twee soorten wensen’, zegt Gé Backus van Connecting Agri & Food dat veel consumentenonderzoek doet. ‘Aan wensen van directe afnemers, de veehouders, maar ook aan wensen van de consument.’ Daarbij gaat het om zaken waarvan de consument zich een beeld kan vormen, zoals CO2-footprint, verspilling en ontbossingsvrije soja.

Inzicht evident

Nevedi-directeur Flipsen geeft aan dat in de sector hard wordt gewerkt aan alles wat met de CO2-footprint te maken heeft. Hij doelt op de internationale afspraken over uniforme en geaccepteerde berekeningsmethoden van de footprint. En ook op het vastleggen van de CO2-impact van grondstoffen en voersamenstellingen. ‘Verduurzamen kan niet zonder inzicht in de bijdrage van elk onderdeel aan het grote geheel’, zegt Flipsen.

‘Concepten en regio-initiatieven maken het speelveld voor de diervoederindustrie diverser en nog specifieker’, vervolgt de Nevedi-directeur. Dat leidt tot een nog meer gesegmenteerde branche. ‘Daarin je concurrentiepositie behouden is ook winst.’

Keten efficiënter maken

Een krimpende veestapel enerzijds en nieuwe productievoorwaarden anderzijds dwingt diervoederbedrijven tot efficiënt werken. Maar de transitie waarin de veehouderij zich bevindt, dwingt de voerproducenten ook tot het maken van keuzes. Keuzes die in relatie staan tot de andere schakels in de keten.

‘Elke schakel stuurt nu op de eigen kostprijs en dat is niet altijd in het belang van de hele keten’, licht Backus toe. Om het sub-optimale in de keten te doorbreken, moet die opnieuw gemodelleerd worden, vindt hij.

‘Met elkaar moet gekeken worden naar de prestatie van de keten als geheel en naar de bijdrage van elke schakel afzonderlijk daaraan’, stelt Backus. Dat is een enorme uitdaging. Elke diervoederfabriek voor zich is in beweging en anticipeert op de ‘nieuwe tijd’ waarin het draait om meer dan alleen tonnen voer.

Stabiele, vraaggestuurde ketens

Het toekomstbeeld van Backus is een veehouderij die grotendeels bestaat uit stabiele, vraaggestuurde ketens. Waarin elke schakel de waarde die het toevoegt, ook betaald krijgt. De uitdaging voor de diervoederindustrie daarbij is om dan als preferred supplier bij zoveel mogelijk ketens aangesloten te zijn.

Een preferred supplier is een voerproducent die voldoet aan de voorwaarden van de keten en daar mee samenwerkt. Grote voerbedrijven zijn daarvoor in het voordeel door hun schaal. Kleinere fabrikanten hebben de mogelijkheid om sneller te schakelen en kunnen zich bijvoorbeeld verbinden aan één keten.

Een actueel voorbeeld van zo’n ketentransitie is de switch bij pluimvee naar traaggroeiende rassen. In 2023 is al het verse pluimveevlees dat in Nederlandse supermarkten te koop is, daarvan afkomstig. De gesprekken over de verdeling van de koek over de schakels in de vleeskuikenketen zijn in volle gang.

Aankoopgedrag

‘Nu concurreert de retail voornamelijk op prijs, maar maak je eigenschappen – zoals de CO2-footprint of ontbossingsvrije soja – communiceerbaar, dan wordt het aankoopgedrag minder sterk bepaald door de prijs van een product’, is de overtuiging van Backus.

De transitie naar meer stabiele ketens zorgt er ook voor dat de impliciete koppeling tussen voer en prijs verdwijnt. ‘Er komt meer druk op transparantie en het afzonderlijk beprijzen van voer en andere vormen van dienstverlening.’ Dat data-uitwisseling en -analyse daarbij een grote rol gaan spelen, staat voor zowel Flipsen als Backus buiten kijf.

Waardecreatie

Agrifirm onderkent de krimp van de veestapel in Noordwest-Europa ook, maar het bedrijf is voorbereid, zegt topman Dick Hordijk van Agrifirm. Het bedrijf heeft een brede, gezonde portefeuille met een grote plantaardige tak en opereert ook in landen waar van krimp geen sprake is.


Foto: Twan Wiermans

In de toekomst is voor de Nederlandse veestapel minder krachtvoer nodig.
In de toekomst is voor de Nederlandse veestapel minder krachtvoer nodig. © Twan Wiermans

‘We gaan naar andere manieren van waardecreatie’, zegt Hordijk. Wat hem betreft springen er daarbij twee zaken bovenuit: de aandacht voor het dierenwelzijn en de milieu-impact van een product. ‘Daar valt nog enorm veel te optimaliseren.’

Om de breedte van het speelveld te illustreren, noemt Hordijk de samenwerking met FrieslandCampina voor de inzet op gegarandeerd ontbossingsvrije soja in veevoer, het uitbannen van palmolie, een groter aandeel circulaire grondstoffen en reststromen en onderzoek naar de veiligheid daarvan.

Fermentatie en alternatieve eiwitten

Andere voorbeelden die Hordijk geeft, zijn fermentatie en alternatieve eiwitten. ‘Bij een groeiende wereldbevolking moet je verder denken. Voor een bedrijf als Agrifirm met een grote plantaardige tak, biedt dat ook weer kansen. In onze optiek blijft het dier in de keten belangrijk, maar de rol wordt anders.’

Veehouders en de diervoederindustrie gaan ondernemen in een andere realiteit. ‘Daar moet je je niet tegen afzetten, maar op inspelen.’ Agrifirm wil boeren daarbij als coöperatie ondersteunen. Hordijk: ‘Wij vinden dat veehouders bij het huidige productiemodel te veel onder druk staan.’

Agrifirm zit ook aan tafel bij gesprekken over een ‘nieuwe agrarische sector’, zoals Hordijk dat noemt. ‘Afspraken in de keten moeten wel fair zijn. Ook in de toekomst zijn goede veehouders nodig. We moeten op een gezonde manier mee veranderen.’

Extra krapte biologische grondstoffen door stimulans en regelgeving

Terwijl er in de gangbare veehouderij sprake is van krimp, groeit de biologische veehouderij in Europa. In koploper Duitsland wordt 10 procent van alle cultuurgrond biologisch beteeld, in Nederland is dit 4 procent. De Europese Unie wil met de boer-tot-bordstrategie dat in 2030 een kwart van alle landbouwgrond biologisch is. Reudink Biologische Voeders, actief in onder meer Nederland, Duitsland en Polen, signaleert in het algemeen een toenemende vraag naar biologische producten en dus ook voeders. Wel ligt er een uitdaging in de nieuwe Europese biologische verordening, die vanaf 1 januari geldt. Dan vervalt de regeling dat voerfabrikanten 5 procent conventionele grondstoffen in het biologische voer mogen stoppen. Een woordvoerder van Reudink verwacht dat dit leidt tot extra vraag naar biologische grondstoffen. ‘De bijkomende eis dat 30 procent van het voer uit de regio moet komen, is daarbij een extra uitdaging.’ Wel kijkt de biologische sector volgens de woordvoerder verder dan enkel prijs. ‘Reudink werkt intensief samen met partners in de keten, waaronder ketenorganisatie Bionext, om de biologische sector verder te ontwikkelen met respect voor de vier principes van de biologische landbouw zoals die internationaal zijn opgesteld: gezondheid, ecologie, eerlijkheid en zorg.’

Lees ook

Marktprijzen

Meer marktprijzen

Laatste nieuws

Nieuwste video's

Kennispartners

Meest gelezen

Nieuw op MechanisatieMarkt.nl

Meer advertenties

Vacatures

Weer

  • Vrijdag
    12° / 4°
    30 %
  • Zaterdag
    17° / 7°
    70 %
  • Zondag
    18° / 11°
    50 %
Meer weer