'Biest is veel meer dan energie en antistoffen'

Beckers, manager nutritie en innovatie, noemt de ontwikkeling van de dunne darm. Het gewicht daarvan verdrievoudigt in de eerste twee dagen nadat de big is geboren. 'Van 20 gram per kilo lichaamsgewicht naar 60 gram per kilo lichaamsgewicht.' Een goed ontwikkelde dunne darm is van cruciaal belang voor de nutriëntenopname.

Als tweede voorbeeld noemt de manager nutritie en innovatie de alvleesklier. Die neutraliseert de pH van de voedselbrij uit de maag en produceert enzymen voor de vertering van eiwit, vet en zetmeel.

Inwendige onderontwikkeling

'Omgekeerd geldt dat te lichte biggen een groter risico lopen op inwendige onderontwikkeling. Zorg voor een goede start. Dat zie je terug in het verdere leven van het varken.'

Een deel van het voeronderzoek bij ForFarmers richt zich daarom op tomen met een hoog individueel geboortegewicht. 'Welke nutriënten geef je in welke fase van de dracht om dat te bereiken? Van zwaardere biggen is bekend dat hun verteringsapparaat beter is ontwikkeld.'

Ander onderzoek focust zich op hoe via voeding de snelheid van het geboorteproces kan worden gestuurd. 'Gaat dat sneller, dan worden minder biggen dood geboren en zoeken biggen sneller de uier op. Alleen een vitale big neemt snel en genoeg biest op', zegt Beckers.

Drogen

De manager nutritie en innovatie is voorstander van biggen drogen na hun geboorte. 'De energievoorraad van een big is beperkt. Hoeft die geen energie te gebruiken om zichzelf warm te houden - een natte big wordt sneller koud -, dan blijft de lichaamstemperatuur beter op peil en is de start beter.'

Maar er zijn meer managementmaatregelen die ingezet kunnen worden, zodat een big een goede start kan maken. Beckers noemt split suckling waarbij de eerste zes à acht pasgeboren biggen die hun buik al vol hebben, anderhalf tot twee uur in het zicht van de zeug apart worden gelegd. 'Andere biggen krijgen zo de kans om biest op te nemen.'

Achterste spenen

'Biggen die meer dan 300 gram biest opnemen, groeien, onafhankelijk van hun geboortegewicht, beter.' Ook de plaats aan de uier beïnvloedt het gewicht, schetst Beckers. De voorste en middelste spenen bevatten meer melk en meer eiwitten die de ontwikkeling en afweer bevorderen. 'De lichtste biggen liggen aan de achterste spenen. Zij hebben een lager speengewicht en 28 dagen na het spenen hebben ze dat verschil nog niet ingehaald.'

Verder blijkt uit onderzoek van Pastorelli 2012 dat de manager nutritie en innovatie aanhaalt, dat biggen een voerovergang twaalf tot veertien dagen na spenen makkelijker ondergaan in een schone afdeling dan in een vuile afdeling. Dat beeld herhaalt zich bij de voerovergang en verplaatsing naar de vleesvarkensstal.