'Boerenverstand is niet gratis'

De keten moet meebetalen aan het vergroten van vakkennis van boeren. Dat vinden Dijs de Neeling en Daan Reijnders.

%27Boerenverstand+is+niet+gratis%27
© Koos van der Spek

Het boerenberoep is complexer dan ooit. De regels vliegen je om de oren en er kan nog meer worden verwacht vanwege uitdagingen op het gebied van stikstof, klimaat, water en biodiversiteit. Om alle ontwikkelingen bij te benen, is het belangrijk dat agrarisch ondernemers blijven innoveren en hun kennis onafhankelijk op peil houden. Niet alleen voor de boeren zelf, maar voor de hele keten.

Er zijn veel manieren waarop agrarisch ondernemers hun kennis over innovaties kunnen ontwikkelen. Veel boeren zitten in studieclubs. Ook het begeleiden van stagiairs is nuttig, omdat die gewapend zijn met frisse kennis van de landbouwschool. Ervaring opdoen met innovaties kan ook door proeven te doen met kennisinstellingen.


Ongelijke onderhandelingspositie

Voor deze vormen van ontwikkeling liggen de lasten nu bij de boer: in tijd of geld, maar ook in risico om innovaties uit te proberen. In principe horen zulke investeringen bij ondernemerschap, maar wanneer je als boer met 65.000 collega's onderhandelt met vijf inkoopkantoren, gaat ondernemerschap meer lijken op werknemerschap. Deze ongelijke onderhandelingspositie verkleint de ruimte om in ontwikkeling te investeren.

De lasten van ontwikkeling moeten in de keten worden verdeeld

Dijs de Neeling en Daan Reijnders, De Nationale Denktank

De hele Nederlandse voedselketen heeft belang bij het voortbestaan van boerenbedrijven. Maar zonder ontwikkeling kan de toekomst van deze bedrijven niet worden gegarandeerd, of dit nu komt omdat regelgeving niet meer kan worden bijgebeend of door een gebrek aan rendabiliteit. Het is daarom tijd dat de keten, dus verwerkers, supermarkten en andere afnemers, gaan meebetalen aan mogelijkheden voor kennisontwikkeling.

We zien dit model van kenniserkenning en -beloning al terug bij zuivelcoöperatie Cono Kaasmakers. Leden kunnen daar elk jaar kiezen uit een allerlei workshops of zelfsturende onderzoeksgroepen opzetten om met natuurinclusieve innovaties aan de slag te gaan. Dat levert hun een premie op van 75 eurocent per 100 kilo melk boven op de melkprijs. Voor de gemiddelde Nederlandse melkproducent zou dat dus 7.500 euro per jaar opleveren; flink meer dan Sabe-gelden van 800 euro.


Financiële waardering

Dit kan breder worden opgezet door een onafhankelijke partij punten te laten toekennen aan alle vormen van ontwikkeling die boeren doormaken, van werkbezoeken en cursussen tot studieclubs. Meedoen is vrijwillig. Vervolgens moeten er afspraken worden gemaakt met afnemers over de financiële waardering van die punten, boven op de reguliere prijs.

De ruimte voor die beloning ligt bij de ketenpartijen. Zij hebben de macht en marges om waardering van de grond te laten komen. Gangbare melkveehouders maakten in de jaren 2018-2020 gemiddeld 10 procent verlies, waar supermarkten 8 procent winstmarge pakken. De bijdrage van ketenpartijen hoeft er niet te komen uit liefdadigheid naar boeren, maar uit welbegrepen eigenbelang. Zonder boeren is er geen voedsel om te verkopen.

De lasten van ontwikkeling moeten in de keten worden verdeeld. Dat is een schone taak voor afnemers van de producten, zoals inkoopbedrijven, voedselverwerkers en supermarkten. Wij roepen hen op om in gesprek te gaan met boerenorganisaties, groene kennis- en onderwijsinstellingen en het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit om samen te bespreken hoe boeren kunnen worden erkend en beloond voor kennisontwikkeling voor de toekomst.

Bekijk meer over:

Lees ook

Marktprijzen

Meer marktprijzen

Laatste nieuws

Nieuwste video's

Kennispartners

Meest gelezen

Nieuw op MechanisatieMarkt.nl

Meer advertenties

Vacatures

Weer

Meer weer