Pluimveesector wil dat zestienwekeneis voor ophokplicht wordt opgeschort

De vogelgriepsituatie in Europa is dit jaar uitzonderlijk, dit gaf het Duitse Friedrich Loeffler Instituut onlangs ook al aan. Er worden extreem veel dode wilde vogels gevonden en helaas volgen nog steeds nieuwe besmettingen bij pluimveehouders. De pluimveesector onderschrijft de noodzakelijke (hygiëne)maatregelen, inclusief ophokplicht, zolang de virusdruk in de natuur hoog blijft.

Maar het is essentieel dat er in de Europese Unie anders wordt omgegaan met de wijze waarop eieren van vrije-uitloopkippen na zestien weken ophokperiode mogen worden verhandeld. Vorig jaar is de sector al geconfronteerd met een extreem lange ophokplicht en dit jaar lijkt dat weer te gaan gebeuren.

Diverse Nederlandse retailers zijn bereid de afgesproken inkoopprijs te blijven betalen aan hun leveranciers, het zogenaamde 'solidariteitsei'. Maar voor het merendeel van de eieren is dit niet van toepassing. Pluimveehouders met vrije uitloop kunnen daardoor hun extra investeringen in grond en de inrichting van de uitloop – waarmee ze tegemoetkomen aan de wensen van consumenten en maatschappij – bij lange na niet terugverdienen.

Het brengt de toekomst van het vrije-uitloopei en het bestaansrecht van deze groep pluimveehouders in gevaar. Vrije-uitloopeieren verdwijnen uit de winkelschappen en consumenten zullen kiezen voor andere eieren. Het gevolg is een langdurige daling van het marktaandeel voor de vrije-uitloopeieren. In de brief vraagt de pluimveesector daarom aan de landbouwminister om er in Europa voor te pleiten de zestienwekentermijn dit jaar buiten werking wordt gesteld.

Voor de toekomst moet het vrije-uitloopei gelijk worden gesteld aan de regels bij de biologische sector. Daar geldt dat een ophokplicht niet telt indien de Chief Veterinary Officer dit aanmerkt als een calamiteit.