‘BEX geeft wellicht ruimte binnen AMvB’

Instrumenten als BEX en in de toekomst mogelijk ook BEP (Bedrijfseigen Fosfaatnorm) kunnen groeiende ondernemers helpen om gemakkelijker te groeien binnen de AMvB Grondgebonden melkveehouderij. De deelnemers van Koeien en Kansen rekenden de gevolgen van deze AMvB uit voor hun bedrijf.

Ook is er een ondernemer die minder gelukkig wordt van de AMvB. ‘Hij liet een grote stal bouwen en wil deze nu, na het einde van het melkquotum, vol zetten. Hij is intensief en heeft nog niet echt een hoge BEX-winst weten te behalen. Wil hij groeien, dan moet hij extra grond verwerven of een hogere fosfaatefficiëntie behalen.’
De Haan denkt overigens dat dit bedrijf ook een BEX-voordeel kan behalen. ‘Een bedrijf dat veel voer moet aankopen, zou juist moeten kunnen sturen in de hoeveelheid fosfor dat via het voer wordt aangevoerd. Maïs heeft bijvoorbeeld een laag fosforgehalte.’
De VEM-fosforverhouding is daarbij belangrijk. ‘Het is de kunst om veel voederwaarde te voeren, met zo laag mogelijke fosfor. Daarbij is wel aandacht nodig voor de minimale fosforbehoefte van het vee.’
Overigens was het deze winter lastig om weinig fosfaat in de mest te produceren. Door het goede weer in 2014 werd veel en goed gras gewonnen, wat resulteerde in fosforrijke kuilen.
’Voor deelnemers aan de BEP-pilot is dit positief’, denkt De Haan. ‘Op deze bedrijven wordt gekeken naar de echte fosfaatonttrekking via het gewas. Dit kunnen ze meenemen in de plaatsingsruimte voor het overschot. Hierdoor mogen ze ook meer fosfaat bemesten. Maar dit is nog niet heel breed toepasbaar.’
Hoe kunnen ondernemers de fosforvoeding via het gewas verlagen om een lagere fosfaatexcretie te behalen? ’Wat bijvoorbeeld kan helpen is het gewas wat verder later uitgroeien. Dit verdunt het fosforgehalte van het gras, en dat betekent ook minder voederwaarde’, stelt De Haan.

Goede resultaten

Maar liefst vijftien van de zestien deelnemers aan Koeien & Kansen wisten overigens in 2014 via de BEX een lagere fosfaatproductie te behalen dan wat volgens de forfaitaire normen zou zijn berekend (figuur 1). Enkel het enige biologische bedrijf (bedrijf 1) scoorde forfaitair beter. Dit bedrijf heeft met 70 kilo forfaitaire fosfaatproductie per hectare niet direct problemen bij groeiplannen.
Heel anders is dit bij het meest intensieve bedrijf (16), dat zowel forfaitair als middels BEX op meer dan 200 kilo fosfaatproductie per hectare uitkomt. Omdat 2014 het referentiejaar is, vormt de forfaitaire fosfaatproductie een belangrijke basis. Wanneer de fosfaatproductie vanaf nu boven deze referentie uitkomt, is er sprake van groei.
De plaatsingsruimte wisselt zowel forfaitair als met BEP. De intensieve bedrijven hebben meer plaatsingsruimte met BEP dan forfaitair.
‘Waarschijnlijk ontstaat het extra BEP-voordeel bij intensieve bedrijven, doordat de extensieve bedrijven bij Koeien & Kansen vaak meer grasland hebben met een beheerovereenkomst. Ook zijn de gronden bij de extensievere bedrijven vaak minder productief.’
Overigens verwacht De Haan niet dat ieder bedrijf winst gaat boeken met de BEP. ‘Net als bij de BEX vormt het gemiddelde de basis. De helft van de bedrijven weet hieronder te blijven, de andere helft komt erboven.’
Voor BEP-voordeel is niet alleen goed management een must, maar een vruchtbare bodem helpt ook om een hoge fosfaatonttrekking te halen, geeft de projectleider aan. ‘Op arme zandgronden is het lastiger om een hoog BEP-resultaat te halen dan op de Flevolandse kleigronden.’

Mogelijke groei

De forfaitaire productie van 2014 is leidend voor de groei. Door de plaatsingsruimte af te trekken van de productie ontstaat zowel het forfaitaire als het bedrijfsspecifieke overschot (figuur 2).
Door de bedrijfsspecifieke productienormen voor fosfaat te gebruiken is er mogelijke ruimte voor groei. Deze bedrijven zouden kunnen groeien totdat de forfaitaire productie van 2014 is behaald.
In figuur 3 zijn de extra koeien weergegeven op basis van het BEX-voordeel. Op de Koeien & Kansen-bedrijven kunnen gemiddeld 25 koeien, inclusief jongvee, extra worden gehouden zonder dat extra grond nodig is, een toename van 19 procent. Deze bedrijven molken in 2014 gemiddeld 134 koeien, met 6,6 stuks jongvee per 10 koeien.
Een van de bedrijven kan uit dit BEX-voordeel zelfs met 70 koeien groeien, waarbij dit middels BEP verder omhoog kan naar 87 koeien.
Wanneer wordt gekeken naar de regels van de AMvB Grondgebonden melkveehouderij blijkt dat de verschillen voor een verdere uitbreiding van de veestapel, los van dit BEX-voordeel, eveneens groot zijn, zo blijkt ook uit figuur 2.
Bedrijf 1 en 2 en in bescheiden mate bedrijf 5 blijven met hun forfaitaire overschot onder de 20 kilo fosfaat. Zij kunnen nog extra groeien zonder grond aan te kopen.
Bij een groot aantal bedrijven zit dit overschot tussen 20 en 50 kilo. Bij groei moeten ze een kwart van de extra geproduceerde fosfaat op nieuw verworven extra eigen grond afzetten. Ondernemers met meer dan 50 kilo overschot moeten zelfs de helft van de extra geproduceerde kilos fosfaat op nieuw verworven eigen grond plaatsen.
Mocht de BEP definitief worden doorgevoerd, dan kan dit volgens De Haan ook de hoeveelheid aan te kopen grond remmen. ‘Wie duidelijk meer van het land haalt dan volgens de vastgestelde plaatsingsruimte, kan volgens de BEP ook meer fosfaat per hectare plaatsen.’
Als een veehouder erin slaagt om op de extra te verwerven grond ook een hogere fosfaatopbrengst te halen, kan hij ook meer fosfaat op die hectares plaatsen. ‘In dat geval is minder extra grond nodig dan bij een lagere plaatsingsnorm.’

Bekijk meer over:

Lees ook

Marktprijzen

Meer marktprijzen

Laatste nieuws

Nieuwste video's

Kennispartners

Meest gelezen

Nieuw op MechanisatieMarkt.nl

Meer advertenties

Vacatures

Weer

  • Vrijdag
    14° / 6°
    70 %
  • Zaterdag
    16° / 7°
    70 %
  • Zondag
    15° / 4°
    20 %
Meer weer