Tweede geval van westnijlvirus bij paard in Zuid-Holland

Vorige week werden bij een paard in dezelfde provincie al antistoffen tegen het westnijlvirus gevonden. Maar dat onderzoek was gebaseerd op een niet-officieel monster. De NVWA kon toen geen officieel monster afnemen. Dit paard vertoonde neurologische klachten, maar is inmiddels aan de beterende hand.

Het monster van het vorige week besmette paard is wel naar Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) gestuurd voor nader onderzoek. WBVR heeft de besmetting van het eerste paard bevestigd. Het Europese referentielaboratorium heeft de besmetting van vorige week eveneens bevestigd. Ook het monster van het tweede besmette paard is door zowel WBVR als het Europese referentielab beoordeeld. Daarbij bleek dat het opnieuw om een besmetting met het westnijlvirus ging.

Van zowel het eerste als het tweede besmette paard zijn monsters ingestuurd omdat dit onderdeel is van de Nederlandse monitoring op het westnijlvirus. Dierenartsen kunnen dan monsters van paarden die ze verdenken van een besmetting, insturen naar Royal GD die dan een eerste onderzoek uitvoert. Met dit systeem wordt zicht gehouden op de mogelijke verspreiding van het westnijlvirus in Nederland. Daarmee dient het als waarschuwingssysteem, omdat zowel paarden als mensen met het virus besmet kunnen raken.

De monitoring loopt dit jaar nog een paar weken. Dierenarts en deskundige op het gebied van onder andere het westnijlvirus Heather Graham van WBVR weet dat er nog meer monsters zijn onderzocht. Daarbij is tot nu toe geen andere besmetting met het virus gevonden. Omdat het seizoen bijna ten einde loopt, is dat ook niet meer te verwachten.

Volgend jaar niet vaker

Of er volgend jaar meer risico is op uitbraken van het westnijlvirus, is niet zeker. Mogelijk zijn paardenhouders en dierenartsen alerter op symptomen en worden meer monsters ingestuurd. Mochten er uitbraken komen, dan verwacht Graham die in september of oktober.

In landen waar het westnijlvirus endemisch is, zoals Italië, zijn de uitbraken vaak eerder in het seizoen. In die landen komt het virus niet alleen bij trekvogels voor, maar ook bij inlandse vogels die mede voor de verspreiding zorgen. In Nederland is dat niet het geval.