Agrarische werkgever betaalt meer WW-premie

Uitkeringsinstantie UWV maakte dinsdag de sectorpremies voor 2018 bekend voor 69 verschillende bedrijfstakken. In 45 bedrijfstakken daalt de premie, in veertien andere is een stijging nodig.

Daarmee ligt de sectorpremie voor alle werkgevers volgend jaar gemiddeld op 1,28 procent, tegen 1,36 procent dit jaar. De daling, voor het vierde achtereenvolgende jaar, heeft alles te maken met het teruglopende aantal WW-uitkeringen in Nederland.

Reserve is laag

Dat de sector Agrarisch bedrijf toch iets meer gaat afdragen, heeft volgens het UWV te maken met twee factoren. Binnen de agrarische sector zijn meer uitzendbedrijven actief en de sectorreserve is laag, omdat vorig jaar is gekozen voor een maximale inzet van de reserves.

LTO Nederland heeft gepleit voor het gelijk houden van de sectorpremie gezien de situatie op de arbeidsmarkt en de stijging van de lonen. Dat advies is niet gevolgd door het ministerie van SZW bij de definitieve vaststelling van de premies.

Ondanks de stijging is de WW-premie in de land- en tuinbouw komend jaar nog relatief laag. In 2013, 2014 en 2015 lag de sectorpremie rond de 2 procent. Die premie is vorig jaar fors verlaagd naar gemiddeld 0,93 procent.

In de praktijk gaat het om twee premies. De hogere WW-premie (in 2018 2,78 procent) geldt voor dienstverbanden tot een jaar. De lage premie (in 2018 0,66 procent) geldt voor dienstverbanden van een jaar of langer.

Banken duur uit

De sterkste stijging van de WW-premie, van 1,38 naar 3,86 procent, doet zich voor in de bankensector. Daar stijgen de WW-lasten omdat de werkgelegenheid er krimpt als gevolg van de voortgaande automatisering.