Boerderijschool omarmt basisonderwijs

Het eerste jaar dat een school meedoet aan de Boerderijschool is gratis, in het tweede jaar betaalt de school de helft en de subsidiegever de rest. In het derde en volgende jaren betaalt de school de boer ongeveer 4.000 euro. Het concept slaat goed aan en scholen blijven meedoen.
De ervaringsplek is bedoeld voor kinderen van 9 en 10 jaar uit het basisonderwijs in de hele breedte, van regulier en speciaal tot Montessorionderwijs. De kinderen gaan ongeveer twintig weken lang een dagdeel per week naar de Boerderijschool, in de periode tussen maart en de herfstvakantie.
Het aantal Boerderijscholen om stad en ommelanden te verbinden groeit, vertelt projectleider Evelyne Schreurs. Na een twintigtal in Gelderland en Brabant, zijn er ook enkele in Den Haag en omstreken actief en wordt het concept ook toegepast in het randgebied rond Amsterdam. In 2015 zijn er nog eens twaalf boerderijscholen bij gekomen, waaronder één in België. Sinds 2006 gaan ongeveer 3.250 leerlingen naar de Boerderijschool. Dat zijn 130 klassen van 22 verschillende basisscholen.
Daarnaast doen er nog 67 klassen (1.675 kinderen) mee aan het Boerderij-atelier, als kennismaking met de Boerderijschool. Dan gaat het om vijf dagdelen in totaal.
Coby van Boheemen van Hotelboerderij Akkerlust in Leidschendam én deelnemer aan het Boerderijschool-concept doet liever het lange traject. ‘Willen basisschoolkinderen het echte boerenleven ervaren, de melkproductie, de geboorte van kalfjes, de groei van groente, dan heb je die twintig dagdelen echt wel nodig.’
De boeren van de Boerderijschool toucheren elk hun eigen deel van het totaalbedrag dat tot nu toe volgens Schreurs groeide naar een totaal van 463.000 euro. Per dagdeel ligt het bedrag ongeveer op 200 euro. Van Boheemen: ‘De kids krijgen daarvoor bij ons ook een eigen groentetuin, waarvan ze de oogst zoveel mogelijk mee naar huis krijgen. Als boerderijschool heb je voor dat bedrag bovendien de verplichting om met minimaal twee personen de leerlingen te begeleiden.’ De ‘lessen’ op het boerenerf vinden voornamelijk in de groeiperiode plaats. Op een aantal boerderijen trekken ook paarden en pony’s de aandacht.
Van Boheemen onderschrijft het enthousiasme van Schreurs. ‘We doen het sinds 2011 en proberen het reilen en zeilen op de boerderij te laten zien: naast het melken van koeien ook het snoeien van bomen en het maken van patat van aardappelen. Op de laatste dag komen ze heel vroeg naar de boerderij. Dan maken ze het melken live mee, maken daarna zelf ook karnemelk en boter, halen eieren uit het kippenhok en gaan dan lekker ontbijten. Een belevenis is dat.’
Een van de voorwaarden is dat de kinderen op de fiets naar de boerderij komen. Van Boheemen vindt dat een goede zaak: ‘In weer en wind, zoals een boer ook altijd werkt in weer en wind. De dichtsbijzijnde bushalte bevindt zich trouwens op twee kilometer.’
De kinderen werken op een gegeven moment gewoon mee, melken mee, rijden mest weg en leren ook iets over het gevaar van de dode hoek in het landbouwverkeer.

Montessorischool

Een van de scholen die meedoet is de Montessorischool in Den Haag. In de leeftijdsgroep van 9 en 10 jaar wordt er jaarlijks een selectie gemaakt.
‘Die groep van twintig is namelijk geïnteresseerd en heeft vaak affiniteit met de natuur of juist met de techniek op een boerderij. Het is op onze school een serieus onderdeel geworden. Daarom wijzen wij hen er ook op dat ze er die periode van twintig dagdelen écht aan vast zitten. We hebben nog geen wanklank gehoord. Het werkt en voorziet in een behoefte voor kinderen die ook graag buiten werken’, vertelt directrice Dineke de Korte.
‘Ouders zijn enthousiast en tijdens regiovergaderingen merk ik dat andere collegascholen het bijzonder vinden. Wij gaan ook het komend jaar graag door.’