Huidige AM-resistentie is onvoldoende voor zetmeeltelers

Voor de continuïteit van de teelt van zetmeelaardappelen heeft de praktijk behoefte aan hoogresistente aardappelrassen. Dat is onder meer nodig vanwege de toenemende virulentie van de aaltjes die aardappelmoeheid (AM) veroorzaken. De aardappelveredelaars staan hierdoor voor een flinke uitdaging. In de tussentijd moeten telers er alles aan doen om de besmettingen onder controle te houden.

Huidige+AM%2Dresistentie+is+onvoldoende+voor+zetmeeltelers
© Haijo Dodde

Voor AM hebben BO Akkerbouw samen met Avebe, LTO Nederland, NAV en stichting TBM (Teeltbeschermingsmaatregelen Zetmeelaardappelen) in 2017 het initiatief genomen voor een Plan van Aanpak. Directe aanleiding was de vondst in Nederland van virulente aaltjespopulaties, gaf voorzitter Dirk Jan Beuling van de stuurgroep voor het Plan van Aanpak onlangs aan op een informatiesessie voor erfbetreders in het Drentse Westerbork.

'Het primaire doel is de continuïteit van de zetmeelteelt in Noordoost-Nederland te waarborgen. We zoeken daarvoor oplossingen om de verspreiding van virulente populaties in het teeltgebied voor zetmeelaardappelen te beperken. Om te zorgen dat de teelt hier mogelijk blijft, kopen we vooral tijd voor de ontwikkeling van hoogresistente aardappelrassen', verklaart Beuling.

Tijdens de bijeenkomst praatte onderzoeker Mark Sterken van Wageningen University & Research (WUR) de erfbetreders bij over de virulentie van de aardappelcysteaaltjes. Hij deed dat op basis van de uitkomsten van de onderzoeksprojecten Pallifit en Rostofit. Belangrijke uitkomst in het uitgebreide WUR-onderzoek is dat zowel voor Globodera pallida als voor Globodera rostochiensis geldt dat de virulente populaties vooral ontstaan door selectiedruk.

Hoogresistente aardappelrassen zijn nodig om in de beheersing van aardappelmoeheid een volgende stap te maken

Egbert Schepel, projectleider bij onderzoeksinstelling HLB

Geen nieuwe populaties

Sterken stelt dat door de teelt van resistente aardappelrassen de bestaande populaties van AM-aaltjes geleidelijk steeds virulenter worden. Er is volgens de onderzoeker daarom niet zozeer sprake van de introductie van nieuwe populaties van aardappelcysteaaltjes.

Als voorbeeld noemt hij de virulente aaltjes die zijn gevonden op percelen waar het ras Seresta is geteeld. 'Wij hebben vastgesteld dat deze populaties op den duur ook meer vermeerdering geven op rassen met een hoger resistentieniveau.'


Verschillende resistente rassen

Voor G.pallida concludeert Sterken na bestudering van afwijkende populaties en de reacties op verschillende resistente rassen dat sprake is van één type cysteaaltje en verschillende stadia van selectie. 'Waarschijnlijk hebben we te maken met besmettingen van verschillende populaties en is een nieuwe virulentie vaak gebaseerd op een subtiel genetisch verschil tussen de aaltjes.'

Naar G.rostochiensis moet nog meer onderzoek gedaan worden om vast te stellen hoe virulentie ontstaat. Voor dit type AM-aaltje acht Sterken de introductie van een nieuwe populatie onwaarschijnlijk gezien de genetische overeenkomsten tussen nieuwe en bestaande populaties. Wel zegt de onderzoeker dat in dit geval de situatie ingewikkelder is dan bij G.pallida. 'We hebben nog geen compleet beeld en daarvoor gaan we meer veldpopulaties testen en selectie-experimenten uitvoeren.'


Hoger resistentieniveau gewenst

Om de kans op uitselectie van virulente aaltjespopulaties kleiner te maken, is een hoger algemeen resistentieniveau tegen AM in de aardappelrassen gewenst. Sterken merkt op dat de huidige genetische basis voor resistentie daarvoor te smal is. De in Westerbork aanwezige veredelaars melden dat ze bezig zijn in hun kruisingsprogramma's met het stapelen van bestaande resistentiegenen en daarvan in proeven al goede resultaten zien.

Het zoeken naar nieuwe en nog weer sterkere resistentiebronnen tegen AM gebeurt wel, laat een veredelaar weten. 'Die zoektocht is een langdurig proces. Het zal nog wel even duren voordat deze route een praktijkoplossing biedt.' Totdat sterkere rassen beschikbaar zijn, zullen aardappeltelers er alles aan moeten doen om de druk van AM zo laag mogelijk te houden.


Handvatten voor telers

Project 'Beheersing Veenkoloniale AM' geeft de telers daarvoor handvatten. Projectleider Egbert Schepel van onderzoeksinstelling HLB gaf een toelichting op de bevindingen tot dusver en vertelde ook over de ervaringen met de rassenkeuzetoets.

Ruim honderd aardappeltelers in de Veenkoloniën doen direct of indirect mee aan het AM-project. Uit de verzamelde gegevens van bodemmonsters, analyses en adviezen voor de rassenkeuze blijkt volgens Schepel in elk geval dat er grote verschillen zijn in de mate van virulentie van AM-aaltjes tussen percelen en ook binnen percelen. Tevens stelt HLB vast dat in alle geteste percelen in meer of mindere mate virulente aaltjes aanwezig zijn.


Rassenkeuzetoets

'Als we verder de besmettingsgraad van percelen volgen van jaar op jaar, dan merken we dat de druk van aardappelmoeheid in het algemeen toeneemt. We vinden ook nog steeds percelen met nauwelijks besmettingen. Zetmeeltelers doen er daarom goed aan om versmering te voorkomen. Via de intensieve monitoring krijgen we een beeld van de verspreiding van de virulente populaties. Daarbij speelt het aardappelras dat is geteeld een belangrijke rol.'

De rassenkeuzetoets helpt telers bij het bepalen van het aardappelras met de meest effectieve resistentie om besmetting en vermeerdering van AM zoveel mogelijk tegen te gaan. De basis daarvoor vormt de analyse van de gevonden virulente populatie en of die meer gebaseerd is op G.pallida of G.rostochiensis, dan wel het een mengpopulatie betreft.

Schepel concludeert net als Sterken dat door de intensieve rotatie er in het zetmeelgebied sterke behoefte is aan hoogresistente aardappelrassen. 'Dat hebben we nodig om in de beheersing van AM een volgende stap te maken, nu zijn we nog te afhankelijk van de behandeling met granulaten.'

Screening van 51 rassen op wratziekte

In navolging op het Plan van Aanpak AM hebben dezelfde initiatiefnemers in 2020 het Plan van Aanpak Wratziekte opgestart. Het zetmeelgebied werd toen opgeschrikt door besmettingen met het nieuwe fysio 38 van de schimmelziekte op drie percelen in de Groningse gemeente Stadskanaal. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit stelde in 2021 en 2022 meer besmettingen vast. Daarbij was het sterke vermoeden van de NVWA dat het opnieuw ging om fysio 38. Vanuit het Plan van Aanpak is een screening uitgevoerd met 51 aardappelrassen voor de zetmeelteelt. Daaruit blijkt dat de meeste geteelde zetmeelrassen in Nederland zeer vatbaar zijn voor fysio 38. Slechts drie rassen lijken wel voldoende resistent, maar zijn nog beperkt beschikbaar. Stuurgroepvoorzitter Dirk Jan Beuling meldde op de bijeenkomst voor erfbetreders dat de PPS 'Grip op Wratziekte' dit jaar van start gaat. Dit betreft onder meer onderzoek naar de verspreidingsbronnen van wratziekte en onderzoek naar praktische maatregelen voor telers om verspreiding tegen te gaan. Ook hier geldt dat de ziekte voorlopig beheersbaar moet zijn voordat de praktijk de beschikking krijgt over rassen met betere resistenties.

Lees ook

Marktprijzen

Meer marktprijzen

Laatste nieuws

Nieuwste video's

Kennispartners

Meest gelezen

Nieuw op MechanisatieMarkt.nl

Meer advertenties

Vacatures

Weer

  • Vrijdag
    12° / 4°
    30 %
  • Zaterdag
    17° / 7°
    70 %
  • Zondag
    18° / 11°
    50 %
Meer weer