Zeug en biggen vitaler door transitievoer

De voedingsbehoeften van de zeug liggen in de transitieperiode en lactatie ver uiteen. Door transitie- en lactatievoer te geven, wordt daarop ingespeeld. Dit resulteert in een vitale zeug en big en uiteindelijk een hoger toomgewicht.

Zeug+en+biggen+vitaler+door+transitievoer
© Twan Wiermans

Een hoger toomgewicht is het doel van veel varkenshouders. Met het groeiende aantal biggen dat een moderne zeug jaarlijks produceert, lijkt dat niet moeilijk. Maar hoe meer biggen een zeug krijgt, hoe lager de melkopname per big is, met als gevolg een verminderde groei.

Daarnaast is het goed te beseffen dat het aantal geboren biggen de biestproductie van de zeug niet verhoogt. Om een zo hoog mogelijk toomgewicht te realiseren, biedt tweefasevoedering in de kraamstal met prelactatievoer en lactatievoer een oplossing.

'De basis van een hoog toomgewicht ligt bij een fitte zeug. Alleen een fitte zeug kan probleemloos vitale biggen ter wereld brengen', stelt productmanager Albert Timmerman van De Heus Diervoeders. Om de zeug in de transitieperiode fit te houden, zijn darmgezondheid, hormoonhuishouding en energiebalans volgens hem cruciaal. Drie aspecten die in de transitieperiode om aandacht vragen.

Het totale toomgewicht bij spenen ligt gemiddeld 5 tot 7 kilo hoger

Jan van Haperen, hoofd Nutritie bij Fransen Gerrits

'De overgang van dracht naar lactatie zorgt voor een verandering in de energie-, eiwit- en vezelbehoefte van de zeug', vult Jan van Haperen, hoofd Nutritie bij Fransen Gerrits, aan. 'Voor het werpen heeft de zeug een lagere energie- en eiwitbehoefte dan na het werpen. Voer je lactatievoer voor het werpen, dan doe je eigenlijk alles fout voor de zeug.'

Dit voer is immers rijk aan energie- en eiwitten. Van dit voer kunnen minder kilo's worden gevoerd, omdat de druk op de uier dan te hoog wordt, legt Van Haperen uit. 'Juist in deze fase is het blijven doorvoeren van zoveel mogelijk kilogrammen belangrijk.' Van Haperen en Timmerman adviseren om aan het einde van de dracht rond de 3 kilo per dag te voeren.

Dat kan met prelactatievoer, omdat dit voer juist weinig energie en eiwitten bevat. Timmerman: 'Door ongeveer 3 kilo te voeren, blijft dezelfde hoeveelheid substantie in de darmen aanwezig als in de voorgaande periode. Dit is niet alleen minder stressvol voor de zeug, want ze kan hetzelfde blijven eten, maar voorkomt ook een onbalans van bacteriën in het maag-darmkanaal en daarmee buikpijn.'


Genoeg vezels

Het blijven voeren van veel kilogrammen zorgt er bovendien voor dat de zeug genoeg vezels binnenkrijgt. 'Vezels zorgen voor gezonde darmen. Ze zorgen ervoor dat de darmen op gang blijven, goede darmbacteriën worden gevoed en energie verspreidt over de dag beschikbaar komt, waardoor de bloedsuikerspiegel stabiel blijft. Dat resulteert vervolgens in een fitte zeug', licht Timmerman toe.

Daarnaast zorgen voldoende vezels ervoor dat de mest smeuïg blijft. 'Verstopping kan leiden tot een langere werpduur, meer doodgeboren biggen en minder vitale biggen. Door genoeg vezels te voeren, wordt dat voorkomen', vult Van Haperen aan.


Werk met geschoonde granen

Optimaal is volgens Timmerman en Van Haperen om vijf dagen voor het werpen te starten met het voeren van transitievoer. 'Dan begint de hormoonhuishouding van de zeug te veranderen. Voor een goede hormoonhuishouding is het belangrijk om te zorgen voor een lage mycotoxinenbelasting. Het werken met geschoonde granen is daarvoor een must', stelt Timmerman.

Als hormonen hun werk niet goed doen, krijg je volgens Timmerman problemen bij het werpen. Als de zeug een soepel werpproces heeft gehad, heeft ze bovendien meer energie over om te vreten en ontspannen te gaan liggen. 'Is de zeug niet fit, dan gaat ze op haar buik liggen en kunnen de biggen niet drinken. Het ontspannen op haar zij liggen is van belang, zodat de biggen de uier kunnen masseren en daarmee het produceren en laten schieten van melk stimuleren.'


Makkelijker en meer

Hormonen hebben daarnaast ook veel invloed op de biestproductie. Zijn de bloedsuikers goed, heeft de zeug genoeg energie en is ze fit, dan komt de biestproductie makkelijker en in grotere hoeveelheden beschikbaar voor de biggen. De biggen krijgen meer biest binnen, waardoor ze vitaler en sterker worden.

Een positief gevolg hiervan is dat de biggen de uier nog beter kunnen masseren, voor een goede melkproductie. Van Haperen: 'Het is een wisselwerking tussen de zeug en de biggen'.

Een of twee dagen na het werpen wordt overgeschakeld op voer dat bijdraagt aan de melkproductie: lactatievoer. Na het werpen nemen de energie- en eiwitbehoeften van de zeug toe. Lactatievoer is rijk aan energie- en eiwitten en voorziet dus in deze behoeften.


Overschakelmoment bepalen

Doordat de zeugen niet altijd op dezelfde dag werpen, kan het lastiger zijn om het overschakelmoment te bepalen. Van Haperen adviseert om twee dagen nadat het grootste gedeelte van de zeugen heeft geworpen, over te schakelen naar het lactatievoer.

Ook in de praktijk werkt transitievoer goed. Van Haperen: 'Varkenshouders zijn hier over het algemeen behoorlijk sceptisch over. Ze denken dat het veel extra werk kost en moeilijk werkbaar is. Na met transitievoer te hebben gewerkt, zien ze dat het uiteindelijk juist meer arbeidsgemak en werkplezier oplevert.'

De varkenshouders hoeven minder zeugen op te voelen, het aantal doodgeboren biggen is duidelijk lager en de zeugen starten weer soepeler op, licht Van Haperen toe. 'Bovendien ligt door het gebruik van transitievoer het totale toomgewicht bij spenen gemiddeld 5 tot 7 kilo hoger.'



Bedrijfsleider onderzoeksboerderij De Elsenpas: 'Prelactatievoer helpt hoge voeropname behouden.'
Bedrijfsleider onderzoeksboerderij De Elsenpas: 'Prelactatievoer helpt hoge voeropname behouden.' © Zias Lukasse

'Veel gespeende biggen met hoge gewichten'

Op onderzoeksboerderij De Elsenpas in het Gelderse Beuningen krijgen de 240 zeugen een standaard zeugenrantsoen met transitievoer als er geen onderzoeken lopen. 'We vinden het belangrijk dat de overgang van dracht naar lactatie soepel verloopt', stelt bedrijfsleider Zias Lukasse.

Door het voeren van prelactatievoer wordt een hoge voeropname behouden. Op het moment dat de zeugen naar de kraamstal gaan, start de bedrijfsleider met het voeren van prelactatievoer. 'De zeugen krijgen iets meer dan 3 kilo en de gelten iets minder dan 3 kilo voer per dag', vertelt hij.


Afbiggen gaat goed

Doordat de zeugen goed door blijven eten en het voer veel vezels bevat, ziet Lukasse dat de mest van de zeugen smeuïg blijft en het afbiggen daardoor soepel verloopt. Ook bij de oudere zeugen verloopt het werpproces soepel. 'Ze biggen vlot af en het aantal doodgeboren biggen ligt laag.' Het aantal levend geboren en doodgeboren biggen ligt gemiddeld op 15,9 en 1,14. Door het vlotte werpproces start de zeug gemakkelijk en snel op.

Dat draagt volgens Lukasse weer bij aan een sterke big. 'We spenen bijna veertien biggen per zeug met een gemiddeld speengewicht van zo'n 8,3 kilo op 4 weken. Het gaat om het complete plaatje, maar ik denk dat prelactatievoer hier wel een groot aandeel in heeft.'

Extra werk komt er volgens de bedrijfsleider niet bij kijken. Door het automatische voersysteem is het prelactatievoer heel makkelijk in te passen, stelt hij. 'Een automatisch voersysteem is handig, maar geen must. Varkenshouders die geen automatisch voersysteem hebben vertelden mij dat ze het prelactatievoer tijdelijk uit de voerkar voeren.'

Lees ook

Marktprijzen

Meer marktprijzen

Laatste nieuws

Nieuwste video's

Kennispartners

Meest gelezen

Nieuw op MechanisatieMarkt.nl

Meer advertenties

Vacatures

Weer

  • Zondag
    11° / 1°
    30 %
  • Maandag
    10° / 0°
    20 %
  • Dinsdag
    10° / -1°
    20 %
Meer weer