Boer kan telen voor de bouw

Bouwen met grondstoffen die van de boer komen, biedt veel mogelijkheden voor boeren en bouwers. Deze biobased bouwmaterialen kunnen een inkomstenbron worden voor boeren en tegelijkertijd wordt in het bouwmateriaal jarenlang CO2 vastgelegd. Desondanks staat de keten voor biobased bouwen nog in de kinderschoenen.

Boer+kan+telen+voor+de+bouw
© Tony Tati

De teelt van gewassen voor biobased bouwmaterialen kan een serieus bedrijfsonderdeel worden. Boeren moeten dan wel het idee loslaten dat ze voornamelijk voedsel produceren, zeggen Jan Rotmans en Jan-Willem van de Groep. 'Het verdienmodel zit in koolstofopslag.' Boeren die niet alleen gewassen verbouwen voor op het bord, maar ook voor de bouw. Vezelgewassen als hennep, miscanthus, vlas of lisdodde kunnen goed worden verwerkt in bouwmaterialen.


We moeten ook zelfvoorzienend worden voor bouwgrondstoffen, stelt Jan Rotmans, hoogleraar transitie processen
We moeten ook zelfvoorzienend worden voor bouwgrondstoffen, stelt Jan Rotmans, hoogleraar transitie processen © ANP Persbureau

Dat brengt voordelen met zich mee voor boer, bouw en milieu. Jan Rotmans, hoogleraar duurzaamheid en transitie, en Jan-Willem van de Groep, transitiemaker, pleiten voor een omslag. De tijd is er rijp voor, vinden ze. Urgentie voor de omslag is er ook, vindt Rotmans. 'Er is een klimaatprobleem, dat dwingt je CO2-emissie te minderen en CO2 op te slaan. Er is een stikstofprobleem. En er is een biodiversiteitsprobleem.'


Ook zelfvoorzienend voor grondstoffen

Er speelt nog een actuele ontwikkeling, vult Rotmans aan. 'Wat we hebben geleerd van corona en de oorlog in Oekraïne is dat we meer zelfvoorzienend moeten zijn voor grondstoffen en voeding. Het langetermijnperspectief is dat we meer naar regionale voedselteelt toegaan en niet de pretentie moeten hebben dat we de wereld moeten voeden.' Rotmans ziet drie richtingen voor de landbouw: regionale circulaire landbouw, zilte landbouw en grondstoffenteelt.

De grootste barrière voor verandering zit altijd tussen de oren

Jan Rotmans, hoogleraar duurzaamheid en transitie

'We kunnen de klimaatdoelen van Parijs niet halen zonder op grote schaal CO2 vast te leggen', verduidelijkt Rotmans. 'Dat kan op drie manieren: koolstof afvangen en ondergronds opslaan, herbebossing en met landbouw. Het allermooiste vind ik dat je boeren perspectief geeft. Je geeft ze een nieuwe rol als grondstoffenleverancier voor een biobased industrie. Daarbij kun je de bouw voorzien van grondstoffen en tegelijkertijd CO2 vastleggen.'


Verdienmodel zit in koolstofopslag

In dit licht ontstaat er ruimte voor teelt van vezelgewassen en gebruik van reststromen voor bouwmaterialen. Van de Groep werkt met ondernemers en overheden aan sluitende businessmodellen. 'Het verdienmodel zit in de koolstofopslag', zegt hij. Boeren leggen CO2 vast in gewassen. Die gewassen worden verwerkt tot bouwmateriaal en daarmee wordt koolstof voor meer dan 100 jaar opgeslagen in gebouwen.

'Bedrijven als Shell leggen ook CO2 vast. Het kost hen 100 euro per ton om CO2 op te slaan onder de Noordzee. Als wij onze boeren op dezelfde manier zouden waarderen, dan lijkt me dat een betere uitgave', vindt Van de Groep.

In de plannen voor het Klimaatfonds en het Stikstoffonds van het kabinet staat deze nog optie niet benoemd, tot onbegrip van Van de Groep. 'Ik heb uitgerekend dat als je 10 procent van het stikstoffonds gebruikt om ketenontwikkeling rondom biobased bouwmaterialen te stimuleren, je het snel in de benen hebt geholpen. Als we dit goed aanpakken, kunnen we binnen acht jaar 13 megaton CO2 besparen. Dat is evenveel als de hoeveelheid gas die we nu gebruiken voor het verwarmen van gebouwen.'


Aanvulling op extensivering

Van de Groep denkt dat de gewassen een prima aanvulling zijn op het teeltplan. 'Het is een politiek gegeven dat er wordt afgeschaald met veehouderij. In gebieden waar je gaat extensiveren, kun je de combinatie maken van vezelteelt en natuur. Diverse gewassen passen daar ontzettend goed in. Omdat die zowel een verdienmodel bieden voor de boer en goed zijn voor het herstelvermogen voor de bodem en de biodiversiteit. Die combinatie creëert win-win-kansen.'

Met 'bouwmaterialenteelt' wordt gelijk een alternatief geboden aan boeren, vindt Van de Groep. Wel zal de omvang en het soort gewas per bedrijf verschillen. 'Het hoeft niet meteen grootschalig. We moeten een keten bouwen en onderzoeken hoe de verwerkende industrie daar een plek in krijgt, zodat we van vezels bouwmaterialen kunnen maken. Met die zoektocht zijn we nu mee bezig.'


Beginnen met vijftig keer 2 hectare

Als voorbeeld noemt Van de Groep een loonwerker die de maisteelt voor zijn klanten verzorgt. 'Als dat bedrijf bij vijftig klanten start met 2 hectare, dan kun je beginnetjes maken en daarna opschalen.'

Van de Groep is zeven ketens aan het opzetten. Hij is in gesprek met boeren, producenten van bouwmaterialen en bouwondernemingen die vooral industrieel bouwen. 'De vraag aan de afnemers is onder welke condities zij de vezels willen afnemen. Dat gaat uiteraard over kosten, maar ook om een heleboel andere zaken, zoals leveringszekerheid, technische specificaties en certificeringen.'

'Daarna kom je in een proces om te achterhalen onder welke condities de rest van de keten daar invulling aan kan geven', vervolgt Van de Groep. 'Aan boeren stellen we de vraag wat zij kunnen doen. Het is schaken op veel borden tegelijk, met een fors kip-eigehalte.'

De meest haalbare optie is om vezelgewassen als hennep, vlas, lisdodde en reststromen te verwerken in plaatmateriaal, isolatiemateriaal in de vorm van wol en inblaas-isolatie, en vezels voor toepassing in composieten.


Voor een miljoen woningen

De focus ligt op nieuwbouw, met een kabinetsambitie voor een miljoen nieuwe woningen in het komende decennium. 'Dit is het moment', zegt Rotmans. 'Daar moeten we een voet tussen de deur krijgen, zodat een behoorlijk deel van de woningen niet van cement en beton worden gemaakt, maar van biobased materiaal. De meeste slagen kun je maken in bestaande bouw, in isolatiemateriaal.'

Om het businessmodel en een bijbehorende keten in de benen te krijgen, moeten vraag en aanbod worden gestimuleerd, zegt Rotmans. 'Anders krijg je vraag en aanbod niet tegelijk op gang. Het kan niet anders dan dat je dat met grote partijen doet. De opdrachtgevers en de aanbieders moeten doorbraakprojecten starten.'

Rotmans stelt dat de doorbraak op verschillende manieren in gang kan worden gezet, bijvoorbeeld met overheidsbeleid met fiscale aanpassingen en subsidies. 'Dat is nodig want de businesscase kan nog niet uit. Dan is er technologische innovatie waarmee ook nog een wereld valt te winnen.'

Het derde punt zijn sociale normen en gedrag. 'Bij bouwers moet de mentale knop om, want bouwers zijn gewend alles met beton en cement te doen. Ook de sociale normen zijn belangrijk. De sociale norm moet over vijf jaar zijn dat bouwen met alleen beton en cement wordt gezien vervuilend; niet duurzaam en niet circulair. Je ziet dat best snel veranderen.'


De boerentrots terug

'Ik wil inzetten op de mentale knop. Kunnen we de belangrijkste bouwproducenten beïnvloeden om duurzaam bezig te zijn met natuurlijk materiaal? Kunnen boeren grondstoffenteler worden, hun trots terugkrijgen en bijdragen aan de circulaire economie? Ik merk dat mensen in deze tijd van chaos gevoelig voor zijn voor deze vraagstukken. Ze willen positieve impact creëren. Ze willen niet bijdragen aan verdere afbraak van het klimaat. Dat gaat nu snel en dat komt door de drievoudige crisis.'

De reacties van boeren zijn wisselend, heeft Van de Groep gemerkt. 'Er zijn boeren die het een prima idee vinden als er gegarandeerde inkomsten tegenover staan. Anderen hebben moeite om van food naar non-food te gaan.'

In de opstartfase is deze houding logisch, vindt Rotmans. 'Het is niet zo gek dat veel mensen afwachtend zijn. Je wilt bewijs om je heen dat het werkt. Dat is er niet en dus ben je sceptisch. De grootste barrière zit altijd tussen de oren. Het zou enorm helpen als een paar boeren laten zien dat het wel kan.'



Coen Verboom toont in een proefopstelling hoe het lisdoddemateriaal als muurisolatie kan dienen.
Coen Verboom toont in een proefopstelling hoe het lisdoddemateriaal als muurisolatie kan dienen. © Marcel van Kammen

Lisdodde draagt bij aan duurzame bouw


Met de oogst van 1 hectare lisdodde kan Bouwgroep Dijkstra Draisma in het Friese Dokkum de gevels van minimaal acht woningen isoleren. Met het lokale en circulaire bouwmateriaal verwacht de onderneming goede duurzaamheidsscores te kunnen behalen.

'Ik denk dat we op termijn zelfs kunnen bouwen met een negatieve CO2-uitstoot', stelt innovatiemanager Coen Verboom van Bouwgroep Dijkstra Draisma in het Friese Dokkum. 'Met elke woning besparen we dan CO2.'

Verboom refereert aan de hogere waterstanden op het veenweideperceel waar lisdodden worden verbouwd. De teelt zorgt voor een beperking van de bodemdaling en een reductie van de CO2-uitstoot, een belangrijk klimaatdoel. Reden ook voor het bouwbedrijf om zelf een stuk veengrond van 10 hectare aan te kopen.

Verboom: 'We doen dat om voortvarend aan de slag te gaan en om te laten zien dat we echt in deze aanpak geloven. Dat het niet alleen blijft bij wat proefveldjes, maar dat we als bouwers met onze laarzen in de klei ervoor willen zorgen dat we dit werkelijk voor elkaar krijgen. En om zo boeren met voorbeelden en bewijs te overtuigen om ook in te stappen.'


Oogst boven verwachting

Bij melkveehouder Jan Hania in het Friese Westergeest is al een start gemaakt. Hij stelde in 2021 een blok veenweidegrond van 40 bij 40 meter beschikbaar om onder water te zetten en lisdodden op te planten. In maart is het gewas geoogst. 'De opbrengst was boven verwachting. Daar ben ik hartstikke trots op. Ook omdat het de agrarische sector misschien weer een stap verder helpt richting een duurzame bedrijfsvoering.'


Jan Hania bij het onlangs geoogste perceel: 'Lisdodde is een mooie alternatieve teelt.'
Jan Hania bij het onlangs geoogste perceel: 'Lisdodde is een mooie alternatieve teelt.' © Marcel van Kammen

Op diverse locaties in Friesland zijn proefvelden met lisdodden aangelegd. Het maakt deel uit van het project 'Better Wetter', waarin bedrijven, overheden, het waterschap en onderzoeksinstituten deelnemen. Op het perceel van Hania werd daarvoor 30 centimeter van de bovenste kleilaag afgegraven om de lisdoddeplanten goed in het veen te kunnen steken. De gemeenschappelijke aanpak is voor Bouwgroep Dijkstra Draisma een belangrijk drijfveer om mee te doen.


Veel winst in gevelisolatie

De zoektocht van het bouwbedrijf naar een natuurlijk isolatiemateriaal speelt al langer. Uit een analyse bleek dat er vooral in de gevelisolatie veel winst valt te behalen. 'Dat aspect stak er met kop en schouders bovenuit. Vooral ook vanwege het relatief grote volume dat we daarvoor nodig hebben', zegt Verboom.

Voorheen werd vaak piepschuim of steenwol gebruikt, materialen met een hoge CO2-uitstoot en milieubelasting. 'De mogelijkheid om het natuurlijke plantmateriaal van de lisdodde te gebruiken, sprak ons aan. Toen ons werd gevraagd of we hiermee verder wilden gaan in 'Better Wetter', waren we gelijk geïnteresseerd.'

Datzelfde geldt voor Hania. 'Naast het melkvee doe ik wat loonwerk, hebben we een camping en organiseren we activiteiten. We zijn een redelijk extensief bedrijf, waardoor het voor ons haalbaar is om een deel van het grasland voor zo'n proef beschikbaar te stellen', zegt hij.

'We hebben vaker aan praktijkonderzoek mee gedaan vanuit nieuwsgierigheid of een nieuwe aanpak in de praktijk kans van slagen heeft. We zijn bekend met de veenweideproblematiek. De lisdoddeteelt zou een goed alternatief kunnen zijn. Zeker vanwege de directe toepasbaarheid van het product in de bouw.'


Positief getest in klimaatkamers

De eerste testen in de klimaatkamers van Bouwbedrijf Dijkstra Draisma in Dokkum zijn positief. 'We hebben ruim een jaar gemonitord wat dat materiaal doet in de spouwmuren. Wat is de is isolatiewaarde? In welke mate wordt het vocht getransporteerd?' licht Verboom toe.

'Ook hebben we brand- en inblaastesten uitgevoerd. Het materiaal blijkt zich uitstekend te houden in onze bestaande bouwsystemen. Dat is voor ons een essentiële voorwaarde, omdat we dan geen extra kosten hoeven te maken om het product direct toe te kunnen passen.'

Verboom is ook optimistisch over de kostprijs van lisdodde als isolatiemateriaal. 'Daar zijn we vanaf het begin kritisch op. We hebben wel vaker mooie proeven gedaan met alternatieven, maar als blijkt dat die wat betreft prijs hoger uitvallen, wordt het uiteindelijk toch niets', zegt hij.


Concurrerende prijs

'Door de kleinschaligheid van de proeffase is de businesscase nu nog niet sluitend. Gezien de goede resultaten en de mogelijkheden om uit te breiden kan het straks wat betreft prijs concurreren met cellulose, dat we nu veel gebruiken als isolatiemateriaal.'

Dat ondernemers bereid zijn om de teelt een kans te geven in de praktijk, juicht Verboom toe. 'Uiteindelijk zijn wij bouwers en hebben wij weinig verstand van de teelt van een gewas. Het zou mooi zijn als er een groep boeren opstaat en de teelt voor hun rekening neemt. De ervaringen die nu in de proeven worden opgedaan, kunnen daar zeker bij helpen. Ook om andere agrarisch ondernemers te interesseren om aan te haken.'


Mooi verhaal om te vertellen

Hania bespeurt al positieve effecten. Vanwege zijn nevenactiviteiten heeft hij veel contact met burgers en collega's. Zo'n proefveld maakt nieuwsgierig naar het hoe en waarom. 'Ik vind het leuk om dat verhaal te vertellen. Vooral omdat we hiermee misschien meerdere vliegen in één klap kunnen slaan', licht hij toe.

'Allereerst helpt het de bodemdaling te remmen, maar daarnaast is het een mooie alternatieve teelt, die ook nog lokaal wordt toegepast', zegt de veehouder. 'Eigenlijk loopt het project officieel nu op zijn eind, maar we hebben besloten om nog door te gaan, omdat de perspectieven zo gunstig lijken.'



Willem Böttger
Willem Böttger © Avans

'Plek voor elke boer in markt voor biobased materiaal'


Veel partijen hebben een visie voor biobased bouwen, maar de overheid neemt deze visie vooralsnog niet over. Dat is wel nodig om serieus een rol van betekenis te gaan spelen, stelt Willem Böttger, lector biobased bouwen aan Avans Hogeschool in Breda. 'Als agrarische sector wil je weten of er een markt gaat komen.'


Waarom moeten boeren grondstoffen voor bouwmaterialen gaan verbouwen?

'Het is niet zo dat ze volledig moeten overstappen. Dat kan in sommige gevallen, maar er zijn ook veel indirecte mogelijkheden waarbij je voor de voedselketen produceert maar restmaterialen kunt verwaarden. Doordat andere grondstoffen steeds duurder en schaarser worden, kan het voor boeren interessant zijn om een stap te zetten.'


Hoe groot is de potentie?

'De EU-doelstelling is dat 25 procent van het gebruikte bouwmateriaal biobased is. Dat is behoorlijk, dus daar ligt een gigantische potentie. Het is een herontdekking van wat we voor de industriële revolutie deden. Alleen kunnen we materialen nu veel meer tweaken waardoor ze bestand zijn tegen vocht en brand. Elke boer kan daarin iets betekenen en dit is het moment voor ze om erin te stappen.'


Waarom komt de markt voor biobased materialen dan nog niet zo van de grond?

'Er zijn veel partijen met visie, maar het ontbreekt bij de overheid aan een kader voor biobased bouwen voor de komende 40 jaar. Er is een visie nodig die beschrijft hoe de landbouwsector voor materialen kan zorgen. Het zou logisch zijn als er een verplicht gebruik van bijvoorbeeld 25 procent biobased materialen wordt afgedwongen. Dat is heel goed haalbaar.

'Als agrarische sector wil je weten of er een markt gaat komen. Daar zijn langjarige strategieën en budgetten voor nodig.'


Is er ook regelgeving die knelt?

'In bepaalde gevallen zeker. Zo wordt de opslag van CO2 in een houten huis heel slecht meegenomen in de levenscyclusanalyse, terwijl de opslag juist groot is. Er wordt echter van uitgegaan dat hout binnen 100 jaar vergaan is. Het is een regel voor het CO2-probleem dat opgelost moet worden. Aan een dergelijke rekensystematiek zitten haken en ogen, daarin kunnen nog stappen worden gezet.

'Het EU-doel is 100 procent circulair in 2050, maar wat dat betekent weet niemand. Ik weet wel dat er andere landen zijn die verder zijn dan Nederland. Het is gek dat Nederland als landbouwland en als innovatief land hierin vooralsnog achterblijft.'



© VidiPhoto

Vijf vragen over telen voor bouwmateriaal


De markt voor biobased bouwmaterialen is nog klein. Toch kan het voor boeren en tuinders lonen om te kijken op welke manier zij kunnen bijdragen aan de productie van materialen. In de toekomst kan dit door vastlegging van CO2 namelijk serieus geld opleveren.


1 Voor welke boeren is de markt voor deze productie interessant?

Voor boeren die willen overstappen op het verbouwen van niet-consumptiegewassen als hennep, vlas of lisdodde. Stoffen uit deze gewassen kunnen relatief eenvoudig worden verwerkt in constructiematerialen.
Maar ook voor boeren die blijven produceren voor de voedselmarkt zijn er meerdere manieren om hun restproducten te verwaarden in de vorm van biobased bouwmaterialen.


2 Om welke mogelijke bouwmaterialen gaat het nog meer?

Behalve de hiervoor genoemde materialen zijn er voldoende andere opties, ook voor veehouders. Zo kunnen er composieten worden gemaakt van varkensharen. In dierlijke mest zitten stoffen die als brandvertrager gebruikt kunnen worden.
Ook loopt er bijvoorbeeld een project waarbij er harsen worden ontwikkeld op basis van rioolwater van FrieslandCampina.
3Hoe groot is het aandeel biobased bouwmaterialen in Nederland?
Dat ligt nog erg laag. Uit onderzoek in opdracht van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) in 2019 bleek dat het aandeel van biobased materialen in de bouw op basis van gewicht bij hout op 2 procent ligt en van overige biobased materialen op 0,1 procent.


4 Waarom zijn die percentages nog zo laag?

Meer gebruik van hout wordt bemoeilijkt doordat de wereldwijde vraag groter is dan de productie. Voor overige bouwmaterialen geldt dat de bouwbranche niet gewend is met deze materialen te werken. Qua aanbod van grondstoffen is opschaling goed mogelijk, maar dit vergt investering in productie- en verwerkingscapaciteit.


5 Waar zit het verdienmodel?

Als het volledige technische potentieel van biobased bouwmaterialen wordt bereikt, scheelt dat alleen al voor nieuwbouw jaarlijks 3,5 megaton CO2-uitstoot. Voor isolatie van bestaande woningen is jaarlijks 900 kiloton biobased materiaal nodig.

De meerwaarde van een lagere CO2-uitstoot is nu nog niet vertaald in financiële waarde en nog niet meegenomen in de prijsvorming. In het RVO-onderzoek wordt gepleit voor versnelling vanuit de overheid om het beschikbare potentieel effectief te kunnen ontsluiten.



Ton Voncken, consultant van Bio Treat Center (BTC).
Ton Voncken, consultant van Bio Treat Center (BTC). © Maartje van Berkel

'Om grote stap te zetten is organisatiekracht nodig'


Om de potentie van biogrondstoffen voor bouwmaterialen volledig te benutten is schaalgrootte nodig. Technische innovatie heeft geleid tot voldoende geslaagde producten. Nu komt het aan op organisatiekracht, zegt transitieconsultant Ton Voncken. Zonder grote marktpartijen komt deze keten niet van de grond.

Als directeur van het onlangs afgesloten Bio Treat Center (BTC)-project deed Ton Voncken veel ervaring op met biogrondstoffen. Als zelfstandig transitieconsultant schreef hij voor het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) een economische verkenning naar de ontwikkeling van een biogrondstoffen. Hij stelt dat voor het ontwikkelen van een duurzame productieketen ook het mandaat van boeren en tuinders nodig is.


Wat bedoelt u met dat mandaat?

'Met mestverwerking hebben de ondernemers uit de primaire sector ook geprobeerd de productie- en afzetketen zelf te ontwikkelen. Maar het waren veelal kleine bedrijven, mkb-achtig, en die missen het organiserend vermogen van de verwerkende industrie. En dat heb je uiteindelijk nodig om schaal te maken.

'Boeren zijn individualistische ondernemers en houden niet van de bemoeienis van grote marktpartijen. Terwijl daar het organiserend vermogen ligt. Een goed voorbeeld is de rol die FrieslandCampina pakte in de ontwikkeling van monomestvergisting, maar die ontwikkeling wordt weer geremd omdat het verdienmodel nog te mager is.'


Waarom kan het niet kleinschaliger?

'De bouwmaterialenmarkt is een volumemarkt, dus het moet in één keer groot. Biobased is nog steeds duurder dan het fossiele alternatief en dan is het moeilijk concurreren op prijs, laat staan dat je grote volumes kunt produceren. Daarnaast wordt verwacht direct aan een vergelijkbare hoge kwaliteitsstandaard te voldoen. De lat ligt hoog. Ze moeten meteen van de kelder naar de zolder springen.'


Op de Floriade zijn mooie voorbeelden te zien van biobased materialen. Dat laat zien dat er technische al veel mogelijk is.

'Met onze innovatiekracht is niks mis. Maar het blijft bij niche-voorbeelden. Om die naar de markt te brengen is schaalgrootte nodig. Daar lopen veel initiatieven in het innovatieproces tegen een muur op. Ze krijgen niet de kans het proces naar volwassenheid te brengen.'


Hoe kan die muur geslecht worden?

'De innovatiefase sluit niet aan op de exploitatiefase. Er gaat veel geld naar technische innovatie maar vervolgens wordt de stap naar de markt niet gefaciliteerd. Daarnaast is de laatste twintig jaar geprobeerd een biobased economie op te bouwen op basis van reststromen. Maar het komt niet echt van de grond.'


Waar begint de bouw van zo'n nieuwe biobased keten?

'Om te beginnen is het belangrijk de grondstoffenstroom zeker te stellen. Verwerkers hebben grotere volumes nodig dan uit reststromen beschikbaar komen. Die hebben dezelfde leveringszekerheid nodig als bij fossiel. Daarom moet ingezet worden op telen van biogrondstoffen. Boeren en tuinders moeten met een goed saldo per hectare worden verleid om biogrondstoffen te produceren.

'Om het gat in kostprijs tussen fossiel- en duurzaam geproduceerd te dichten moet ook een systeem van carbon-credits ontwikkeld worden. Op die manier kan invulling worden gegeven aan het verdienmodel voor de boer.'


Ligt er hier een taak voor de overheid?

'De markt moet het doen, maar kan niet zonder faciliterende kaders van de overheid. Het beleid is nu versnipperd, dat helpt niet. Het ministerie van landbouw is nu te eenzijdig gericht op voedselproductie. Het vraagstuk rond duurzaamheid van biogrondstoffen ligt bij Infrastructuur en Waterstaat terwijl bouwen weer bij Binnenlandse Zaken ligt. De focus is dus niet scherp, terwijl het potentieel van deze nieuwe economie gigantisch is.'


Kunt u een paar voorbeelden geven van gewassen die echt potentieel hebben?

'De suikerbiet kan de chemie van fossiele grondstoffen afbrengen. Maar om dat serieus op gang te brengen heb je meteen een nieuwe productielocatie nodig met een omvang van de huidige suikerfabriek in Dinteloord. Zoiets ontwikkelen kan alleen als de agro- en de chemiesector dat samen doen.

'Olifantsgras, miscanthus, is een ander interessant gewas voor de productie van bouwelementen. Het zou een goed extensief gewas zijn voor schrale gronden of de bufferzones rond Natura 2000-gebieden. Het legt net als bieten 20 ton droge stof per hectare per jaar vast. Voor de verwaarding is wel een compleet nieuwe infrastructuur nodig, een soort tweede Cosun die landelijk dekkend kan opereren.'


Hoe ziet u de grondstoffenteelt voor zich? Worden dat gespecialiseerde boeren?

'Nee, boeren zijn goed in staat die biogrondstoffen te telen, maar we moeten wel groot denken. De grote uitdaging is de vormgeving van de keten en boeren zullen ruimte moeten geven aan de verwerkende industrie om dit op te pakken. We moeten naar een Europees voorziening voor biogrondstoffen. Daarvoor moet aandacht zijn voor de primaire productieketen, als dat niet gebeurt is er volgens het Planbureau voor de Leefomgeving een gerede kans dat er 15 tot 20 miljoen hectare Europese landbouwgrond braak komt te liggen. Productiepotentieel is er voldoende.'


Aanvraag Nationaal Groeifonds voor bouw van twee fabrieken

Bij het Nationaal Groeifonds is een voorstel in gediend dat de agrarisch-chemische industrie in Nederland een startimpuls moet geven. Het programma Agri Based Chemicals vraagt om een investeringsinjectie van 806 miljoen euro tot 2030 voor de bouw van twee productielocaties voor op suiker gebaseerde chemicaliën en materialen. Het project moet als vliegwiel dienen om zowel aan de grondstoffenkant als aan de marktkant initiatieven tot wasdom te laten komen. Voor Nederland moet dit leiden tot wereldwijde, industriële koploperpositie voor biobased chemicaliën en kunststoffen. Het ministerie van Economische Zaken en Klimaat is indiener van het voorstel dat mede gesteund wordt onder meer het ministerie van LNV, Wageningen University & Research en de topsector Agri&Food en Cosun.

Bekijk meer over:

Lees ook

Marktprijzen

Meer marktprijzen

Laatste nieuws

Nieuwste video's

Kennispartners

Meest gelezen

Nieuw op MechanisatieMarkt.nl

Meer advertenties

Vacatures

Weer

  • Vrijdag
    14° / 7°
    70 %
  • Zaterdag
    15° / 7°
    70 %
  • Zondag
    15° / 5°
    20 %
Meer weer