Ferd van de Ven uit Lage Mierde: ‘Vervetting bij jongvee blijft aandachtspunt’

In de stal van Ferd van de Ven uit Lage Mierde staan zestig stuks jongvee van zes tot vijftien maanden oud. Hij fokt deze dieren op voor een collega-melkveehouder. Ook de mais die Van de Ven teelt, gaat naar het vee van deze melkveehouder.
‘We telen mais op twee percelen. Afhankelijk van de voederwaarde voeren we de ene mais aan de koeien en de andere aan het jongvee. Het perceel waarop we de mais voor het Maismeetnet telen, was toch wat minder van kwaliteit dan het andere’, legt de veehouder uit. ‘De kolfgrootte viel me tegen en de VEM bleef steken op 961. Niet bijzonder hoog. Want de meeste maiskuilen halen vlot de 980 of 990.’
Ondanks dat de kolven niet groot waren, bereikte de mais toch een zetmeelgehalte van 379. Het gehalte aan ruw eiwit is met 69 gram aan de lage kant. Van de Ven kan niet verklaren waardoor dit komt. ‘Misschien ligt het aan het weer. Het is een periode lang koud geweest. Mogelijk heeft de mais vrij laat in het seizoen een groeispurt gehad. Ook hebben we nog een droge periode gehad. Het blijft gissen. In ieder geval zag het gewas op het veld er altijd gezond uit.’
De mais bevat relatief weinig ruwe celstof. Ook dat kan de veehouder niet goed verklaren. ‘Ik had juist het idee dat de stengel vrij grof was. Dan zou er in het totale product ook veel celstof moeten zitten. Maar dat bleek dus niet het geval.’
De mais uit het Maismeetnet wordt vanwege de mindere kwaliteit aan het jongvee gevoerd. ‘De andere mais gaat naar de koeien, het is prettig dat we die flexibiliteit hebben. Jongvee heeft nou eenmaal niet veel VEM nodig. We proberen vervetting zoveel mogelijk te beperken. Het is altijd een aandachtspunt.’
Het rantsoen voor het jongvee bestaat voor 25 procent uit mais en de rest is gras. ‘Mineralen strooi ik er los overheen.’
Of Van de Ven dit jaar wederom het ras Millesim gaat telen, weet hij nog niet. ‘Het moet in ieder geval een zetmeelrijk ras zijn.’