Meer melk met nieuwe rassen en mengsels

Door de omvang van DLF én de focus op innovatie komen continu nieuwe rassen beschikbaar, vertelt Hendrik Nagelhoud van Innoseeds.
Foragemax is het merk voor de nieuwe grassen. De focus ligt op rassen en op combinaties van rassen die vooral meer melk opleveren.
Eén voorbeeld is Diwan, een middenvroeg Engels raaigras. De eerste snee levert volgens de Rassenlijst bijna 900 kilo droge stof meer per hectare dan het gemiddelde van de late rassen.

Melkgras

Nieuw is het ‘Melkgras’, dat bestaat uit rassen die behalve op opbrengst, ook geselecteerd zijn op plantverteerbaarheid. ‘Dat verhoogt de voerefficiëntie’, zegt Nagelhoud. ‘Je krijgt meer melk bij dezelfde voeropname.’ Hij zou graag zien dat gegevens over voerefficiëntie ook op de Rassenlijst komen.
Met ‘Massagras’ brengt Innoseeds Festuloliums op de markt. De opbrengst van Massagras is 10 tot 20 procent hoger dan van diploïd Engels raaigras. De winst zit vooral in de eerste snee; die is vroeger; het mengsel levert daardoor een extra snede per jaar op. De intensieve beworteling zorgt voor de meeropbrengst, vertelt Nagelhoud. Dat geeft een betere benutting van mineralen en vocht.
De Festuloliums in Massagras zijn kruisingen van rietzwenktypes (Festuca) en Engels raaigras (Lolium).
Ook bij maïs levert de focus op innovatie voortdurend verbeteringen op, vertelt René Boons van Innoseeds. ‘Het is het meest efficiënt om zo veel mogelijk ruwvoer van je eigen grond te halen.’ Innoseeds biedt oplossingen met nieuwe rassen en met Combi Maïs; dat is een combinatie van rassen.

Efficiënt voeren met maïs

Het nieuwe ras Milkstar heeft de hoogste drogestofopbrengst bij de vroege rassen (109). Het is nog in onderzoek; volgend jaar komt het op de Rassenlijst.
Bij zetmeelgehalte staat Milkstar niet bovenaan. Boons: ‘De gewenste hoeveelheid zetmeel is afhankelijk van diverse factoren. Milkstar is een perfect ras voor veehouders met relatief veel maïs in het rantsoen, die een grote opbrengst willen omdat ze veel bekken moeten voeden.’

Mengsels

Mengsels van maïsrassen geven meer opbrengst en een hoger zetmeelgehalte dan de afzonderlijke rassen. Dat is een bekend verschijnsel in de veredeling.
Daar komt bij dat elk ras een eigen bloeiperiode heeft. De bloeiperiode van het hele mengsel is dus langer en het risico van een onvolledige bestuiving of bevruchting is daarmee kleiner.
Er is dus meer zekerheid van een optimale kolfoogst. Per saldo levert de Combi Maïs 3 tot 5 procent meer droge stof en meer zetmeel, dan de afzonderlijke componenten.