‘Extra aandacht voor gelt en lichte big’

De conditie van de zeug is van invloed op die geboortesnelheid. Rutger Jansen constateert dat op bedrijven zonder voerstations de conditie van de zeugen vaak sterk uiteenloopt. Als oorzaak noemt hij de voercompetitie.
Uit onderzoek van de dierenarts onder 750 biggen die van geboorte tot slacht zijn gevolgd, blijkt dat biggen lichter dan 1.150 gram vijf keer meer kans maken op een tekort aan antistoffen dan biggen die zwaarder zijn dan 1.850 gram. Bovendien groeien biggen met een laag IgG-gehalte in hun bloed slechter.

7 euro per big

Jansen heeft het effect daarvan doorberekend en komt op basis van de vleesprijzen van oktober 2014 tot een financieel verschil tussen een lichtere en zwaardere big van 7 euro.
‘Het is aannemelijk dat dat bedrag hoger ligt omdat een lichte big gedurende zijn hele leven ook inefficiënter groeit,’ zegt hij.
Gelten produceren minder antistoffen en daar vond de dierenarts verhoudingsgewijs ook meer biggen met een te laag IgG-gehalte in het bloed (zie figuur).
Zijn advies is om bij deze tomen de biggen na de geboorte onder de lamp te leggen, droge biggen aan de uier te helpen, te zorgen voor een voldoende warm biggennest en goed te kijken naar het liggedrag van de dieren.
De start is cruciaal. Jansen adviseert daarom de biggen lichter dan 1 kilo handmatig biest te gegeven. ‘Melk de biest uit in een 30 cc-spuit en geef deze biggen rond de 5 cc.’

Voldoende energie

Een zeug produceert na geboorte van de eerste big gemiddeld 3,4 kilo biest. De eerste 24 uur is ongeveer 250 gram biest per big nodig, schetst Jansen. Krijgen de biggen niet genoeg, dan koelen ze sneller af, wat leidt tot een verhoogde uitval. ‘In die zin kan biest bij grotere tomen een beperkende factor zijn.’
De praktijk speelt in op zo’n energietekort door handmatig een paar cc biest of suikerhoudende drank te verstrekken, maar er zijn ook goede ervaringen met ‘split suckling’. Daarbij worden eerstgeboren, luxere biggen tijdelijk afgezonderd, zodat de andere biggen de kans krijgen om (meer) biest op te nemen. ‘Zonder echter niet de laatstgeboren zware big met een lege buik af’, waarschuwt Jansen.

Spreiding kleiner

Uit de ervaringen van studieclubs komt naar voren dat bij split suckling de spreiding binnen tomen kleiner is. Die spreiding wordt op de Biest-Score uitgedrukt in het getal ‘variatiecoëfficiënt’ (CV) (zie tabel).
Jansen ziet het liefst een CV die kleiner is dan 20 procent. Een lage CV betekent dat de spreiding in IgG-waarden klein is.
‘De CV is dus ook een maat voor het aantal achterblijvende biggen. Wil je meer gespeende biggen per zeug per jaar, dan moet je direct vanaf de geboorte biggen in de eerste 24 uur meer aandacht geven. Dat is cruciaal voor wat er de dagen daarna gebeurt.’
‘Veel gespeende biggen per zeug per jaar afzetten is topsport en daar hoort maatwerk bij’, stelt Jansen. Dan gaat het om zowel biestkwaliteit als -kwantiteit. De start van de biestproductie ligt rond de 85ste dag in de dracht. Jansen daagt vermeerderaars uit hard te blijven voeren.
‘Je wilt maximaal voeren, maar niet het risico lopen op uierdruk, terwijl anderzijds de biestkwaliteit en -kwantiteit negatief worden beïnvloed als je een zeug te veel beperkt. Dragende zeugen voeren is koorddansen.’

Lees ook

Marktprijzen

Meer marktprijzen

Laatste nieuws

Nieuwste video's

Kennispartners

Meest gelezen

Nieuw op MechanisatieMarkt.nl

Meer advertenties

Vacatures

Weer

  • Zaterdag
    10° / 4°
    30 %
  • Zondag
    11° / 2°
    30 %
  • Maandag
    10° / 0°
    20 %
Meer weer