Biggen hebben biest en contact met zeug nodig voor gezond microbioom

Na de geboorte van een big moet het microbioom – de samenleving van alle micro-organismen – in de darm zich nog ontwikkelen. Daartoe heeft een big biest nodig en contact met de zeug. Alleen zo kan een gezond microbioom ontstaan.

Biggen+hebben+biest+en+contact+met+zeug+nodig+voor+gezond+microbioom
© Twan Wiermans

Het belang van biest en een goede verdeling ervan over alle biggen kwam naar voren tijdens veel van de lezingen van het Stepping Stone Symposium van Wageningen University & Research (WUR): Innovatief onderzoek naar endemische ziekten bij landbouwhuisdieren.

Biest en contact met een gezonde zeug zijn nodig om ervoor te zorgen dat de biggen een goed microbioom kunnen opbouwen. Een gezond microbioom kent een stabiele samenstelling van de gunstige micro-organismen. Er zullen ook altijd ongunstige micro-organismen in het microbioom zitten. Maar als de gunstige de overhand hebben, is dat geen probleem. Positieve micro-organismen produceren onder meer butyraat. Dit onderdrukt negatieve organismen en komt via de bloedbaan bijvoorbeeld in de longen.

Het belang van een goede opbouw van het microbioom blijkt onder andere uit het onderzoek van Susanna Commandeur van WUR, waarin biggen geboren via de keizersnede en die geen biest kregen (CDCD-biggen), zijn vergeleken met conventionele biggen die biest konden drinken bij de eigen zeug.

Breedspectrumantibiotica aan jonge biggen geven is uit den boze

Dirkjan Schokker, onderzoeker bij Wageningen University & Research

Deze biggen ontwikkelen een verschillend microbioom in de darmen. Bij een challenge-onderzoek werden de biggen blootgesteld aan het PRRS-virus. De CDCD-biggen kregen duidelijkere ziekteverschijnselen. Opvallend waren bijvoorbeeld de blauwe oren. Een verschijnsel dat optrad toen PRRS in de jaren negentig van de vorige eeuw voor het eerst voorkwam, maar tegenwoordig eigenlijk niet meer voorkomt.

Werden de biggen naast het PRRS-virus ook nog besmet met streptokokken, dan waren de verschijnselen ernstiger. Maar dat gold ook voor de biggen die wel biest hadden gekregen. De combinatie van deze twee ziekteverwekkers levert dus altijd ernstigere verschijnselen op. Van PRRS is dan ook bekend dat deze virusziekte een deel van het immuunsysteem aantast.

Ook WUR-onderzoeker Sandra Vreman heeft enkele proeven uitgevoerd met biggen van conventionele zeugen of CDCD-biggen. Bij het bewust besmetten van biggen op acht weken leeftijd met Streptococcus suis (S. suis) type 2 kwam hierbij een duidelijk verschil naar voren. De CDCD-biggen vertoonden een veel ernstigere reactie in de longen met meer weefselschade.


Eerste levensweken

Uit een ander onderzoek door Vreman en collega-onderzoekers blijkt dat biggen vrijwel altijd besmet raken met S. suis. In de eerste levensweken is dat vooral S. suis type 9 en na het spenen vaker type 2. De biestopname door de biggen heeft daarbij invloed op de weerstand tegen deze ziekteverwekker.

De lichte en laatgeboren biggen lopen het meeste risico dat ze te weinig weerstand via de biest meekrijgen, en later ook zelf onvoldoende weerstand opbouwen. Extra aandacht voor de biestopname van dit type biggen is volgens Vreman dan ook essentieel.


Van streptokokken zijn er wel 29 verschillende serotypen. In Nederland komt S. suis type 9 het meeste voor bij biggen. Maar van type 9 zijn twee verschillende lijnen, blijkt uit onderzoek van microbiologe Manouk Vrieling (WUR). En daarbij is de ene lijn virulenter dan de andere. Het virulente type zorgt voor meer ziekteverschijnselen, omdat dit type beter bestand is tegen het afweersysteem van de big.

Volgens Vrieling is het dan ook verstandig als een varkenshouder weet welk type 9 aanwezig is. Op bedrijven met het virulente type is het nog belangrijker te zorgen dat alle biggen een goed afweersysteem kunnen opbouwen. Ook is het daar belangrijker om verspreiding van S. suis tussen de tomen biggen te voorkomen.


Een gezond varken heeft een goed immuunsysteem dat niet overbelast is.
Een gezond varken heeft een goed immuunsysteem dat niet overbelast is. © Varkens Archief

Om ervoor te zorgen dat biggen een goed microbioom en afweersysteem kunnen opbouwen, is het volgens WUR-onderzoeker Dirkjan Schokker van groot belang om te voorkomen dat de opbouw van een gunstig microbioom wordt verstoord. Antibiotica, en zeker de breedspectrumantibiotica, geven aan de jonge biggen is wat hem betreft uit den boze. Die doden niet alleen ziekteverwekkers, maar ook de gunstige microben.

Om het gezonde microbioom in de darmen in stand te houden, adviseert Schokker om niet alleen te zorgen voor voldoende vezels in het voer, maar ook voor voldoende variatie in die vezels. Dit omdat veel verschillende gunstige micro-organismen in de darm wonen die ieder hun behoefte aan vezels hebben.


MRSA wegconcurreren

Met probiotica is het in principe mogelijk om de gunstige micro-organismen te ondersteunen, stelt Brigitta Duim van de Universiteit Utrecht. Die zorgen niet alleen in de darmen, maar ook in de luchtwegen, voor een gunstig microbioom. Zij onderzocht of het lukt om met probiotica meticilline-resistente Staphylococcus aureus (MRSA) weg te concurreren. Dat is van belang, omdat die MRSA-bacteriën nog steeds bij de varkens aanwezig zijn, ondanks dat het antibioticagebruik al drastisch is gedaald.

Van de 54 kanshebbende probiotica die een effect hadden, waren er maar drie lactococcussoorten bruikbaar, omdat de andere niet zijn toegelaten. In een praktijkproef bij zes tomen biggen in Ierland en Nederland werden die probiotica eenmalig in de neus toegediend. Dat leverde geen positief effect op.

Volgens Duim komt dat onder andere door de eenmalige toediening. ‘De ongunstige MRSA-typen zijn juist voortdurend aanwezig in de omgeving van de big. Vaker toedienen zou inderdaad beter zijn, maar dat moet dan op een andere wijze’, besluit ze.



SPF

Als varkens met de status 'specific pathogen free' (SPF) in aanraking komen met Afrikaanse varkenspest (AVP) zullen ze wel direct omvallen. Dat lijkt logisch, maar onderzoek in Zwitserland toont aan dat dit niet het geval is.

De varkens van het onderzoeksinstituut in Bern, waar professor immunologie Arthur Sommerfield onderzoek uitvoert, zijn vrij van vrijwel alle veelvoorkomende varkensziekten. Bij zijn onderzoek heeft hij SPF-varkens en conventionele varkens eerst besmet met een zwakke vorm van AVP, als een soort van vaccinatie. Daarna kregen de dieren te maken met een virulent virus.

Het immuunsysteem van de SPF-varkens bleek in staat om goed te reageren op AVP. De dieren vertoonden wel een ontstekingsreactie, maar ze overleefden. Bij conventionele varkens pakte het onderzoek slecht uit. De varkens lieten heel sterke ontstekingsreacties zien en een deel van de varkens overleefde het niet.


AVP was laatste druppel

Sommerfield verklaart dit verschil als volgt. 'Het immuunsysteem van de reguliere varkens is al zwaar belast door alle endemische ziektes, zoals PRRS en mycoplasma, waar ze mee in aanraking komen. De besmetting met AVP was te veel; het gaf een zeer sterke ontstekingsreactie en uitval.'

De Zwitserse SPF-varkens zouden op een normaal bedrijf overigens niet overleven, omdat ze geen weerstand hebben tegen endemische ziekten. Het onderzoek toont volgens Sommerfield aan dat je ervoor moet zorgen dat het immuunsysteem niet wordt overbelast. ‘Houd dus zoveel mogelijk ziekten buiten de deur en zorg voor een optimaal immuunsysteem.’

Lees ook

Marktprijzen

Meer marktprijzen

Laatste nieuws

Nieuwste video's

Kennispartners

Meest gelezen

Nieuw op MechanisatieMarkt.nl

Meer advertenties

Vacatures

Weer

  • Woensdag
    6° / 2°
    80 %
  • Donderdag
    6° / 0°
    40 %
  • Vrijdag
    5° / -2°
    20 %
Meer weer