Buikvet leghen is belangrijker dan gewicht

Vier jaar geleden is Van Eck, naast haar functie als senior pluimveeonderzoeker bij Cargill, gestart met haar promotieonderzoek 'Wat is het effect van de samenstelling van de aminozuren en energie op de ontwikkeling van de leghen en de eierproductie op de lange termijn'. Tijdens de thema-avond Diergezondheid Leg op dinsdag 23 september in het Gelderse Barneveld deelde ze alvast de eerste inzichten.

Voor goede legprestaties is de leverkwaliteit van belang. De lever maakt immers het eigeel aan. Als dat niet lukt, kan de hen geen eieren leggen. De energiehuishouding is belangrijk voor de leverkwaliteit en om de eierproductie op peil te houden. Daarbij blijkt buikvet een rol te spelen.

Te veel buikvet heeft een negatieve impact op de hormoonhuishouding en daarmee op de vruchtbaarheid en het legpercentage. Te weinig buikvet is ook weer niet goed, want dan heeft de hen te weinig reserves om de leg lang vol te houden. In haar promotieonderzoek kijkt Van Eck daarom naar de optimale hoeveelheid buikvet van de leghen in relatie tot haar leeftijd.

Uit het onderzoek blijkt dat er vrijwel geen verband is tussen het lichaamsgewicht van de hennen en het percentage buikvet. Een hen van 1.800 gram kan 5 gram buikvet hebben, maar ook 200 gram. Het is dus van belang om op een eenvoudige wijze het percentage buikvet bij de leghennen te meten.

Volgens Van Eck lukt zo'n meting met de infraroodmeter Reveal layers. 'Per hen zijn drie metingen nodig voor een goed gemiddelde. En per koppel moeten minimaal honderd hennen worden gemeten. Het is niet eenvoudig om exact te meten, soms zitten de veren in de weg of beweegt een hen te veel. Maar met drie metingen per dier en honderd per koppel krijg je een goed gemiddelde om op te sturen.'

Het is volgens de onderzoeker het mooist om al in de opfok te sturen naar het optimale vetpercentage. 'Lukt dat niet, dan kun je buikvet het best direct bij de opzet gaan meten. Het percentage buikvet is tot een leeftijd van dertig weken goed te sturen en mag in die periode langzaam oplopen.'

Hebben de hennen bij opzet al te veel buikvet, dan mag dit niet dalen, waarschuwt Van Eck. 'Wel kun je er door een aangepaste voersamenstelling voor zorgen dat het buikvet niet te veel toeneemt en weer op de gewenste hoeveelheid uitkomt.'

Door het verloop van het buikvetpercentage bij te houden en er op te sturen, kunnen hennen hoge producties halen, stelt Van Eck. Ook kan zo een inschatting worden gemaakt of hennen de capaciteit hebben om op lange termijn te produceren. 'We hebben al hennen gehad die op 110 weken zeshonderd eieren hebben geproduceerd.'

Bij de meting kan ook blijken dat er een grote variatie is in vetpercentage. Van Eck: 'Dan is het van belang om de oorzaak op te sporen. Is de voerverdeling goed en kunnen alle hennen evenveel voer opnemen? Of is er wat anders aan de hand?'