Advies: maak in nitraatbeleid regionaal onderscheid

De Commissie Deskundigen Meststoffenwet (CDM) adviseert om bij het opstellen van het achtste actieprogramma Nitraatrichtlijn voor zowel grond- als oppervlaktewater in te zetten op beleid dat onderscheid maakt in gebieden waar wel, niet of bijna wordt voldaan aan de normen.

Advies%3A+maak+in+nitraatbeleid+regionaal+onderscheid
© Ruben Meijerink

Het advies maakt deel uit van een evaluatie van de Meststoffenwet en het zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn dat minister Femke Wiersma van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. Donderdag 7 november is er een debat over het mestbeleid. Het nieuwe, achtste actieprogramma Nitraatrichtlijn moet op 1 januari 2026 ingaan.

Voor grondwater gaat het om de norm van 50 milligram per liter nitraat in het bovenste grondwater die in de gebieden klei, veen, zand midden en zand noord (bijna) zijn behaald, en gebieden waar de norm van 50 milligram per liter nitraat nog niet wordt gehaald, namelijk zand zuid en löss.

Dit kan leiden tot een verdere ruimtelijke differentiatie in te treffen maatregelen, schrijft Wiersma aan de Kamer. Zo zullen in de gebieden zand zuid en löss aanvullende maatregelen nodig zijn om te voldoen aan de nitraatnorm in het bovenste grondwater.


Lokaal beoordelen

Vanwege de chemische- en fysische kenmerken van waterlichamen en de verschillende bronnen die bijdragen aan de verontreiniging van waterlichamen met stikstof en fosfaat, raadt de CDM aan om ook voor oppervlaktewater niet alle maatregelen generiek toe te passen. Idee is om juist regionaal of lokaal te beoordelen waar de maatregelen effectief zijn.

Om op de korte termijn te kunnen voldoen aan de norm van 50 milligram ziet de CDM een aantal perspectiefvolle maatregelen. Voorbeelden zijn: aanpassing van de stikstofgebruiksnormen (waar mogelijk met een verdere differentiatie in verschillende zandregio's), aanpassing van gewassen in akkerbouwrotaties, behoud van grasland in de melkveehouderij en verhoging van de effectiviteit van de teelt van vanggewassen door tijdige inzaai.

Hoewel deze maatregelen vooral effect hebben op de nitraatconcentraties in het grondwater, verwacht de CDM dat sommige maatregelen ook effect hebben op stikstofuitspoeling naar het oppervlaktewater. Ter verbetering van de fosfaatconcentraties in het oppervlaktewater ziet de CDM maatregelen als afvangen van fosfaat in drainagewater, bodembedekking en het aanpassen van de fosfaatgebruiksnormen als perspectiefvol.


Haalbaarheid doelsturing

Het CDM adviseert Wiersma ook over een omslag naar doelsturing. In de analyse van de haalbaarheid daarvan gaat de CDM uit van de variant van doelsturing waarin boeren de volledige vrijheid krijgen om zelfstandig maatregelen te kiezen en generieke maatregelen worden losgelaten.

Op dit moment achten de deskundigen een dergelijke aanpak onhaalbaar. Wel erkennen ze dat in theorie deze wijze van doelsturing het meest effectief en stimulerend is. Desondanks blijven ook bij doelsturing het nemen van generieke maatregelen belangrijk.

De ontwikkeling van een systematiek voor bedrijfsspecifieke doelsturing op de grondwaterkwaliteit neemt zo'n vijf tot tien jaar in beslag. Bij oppervlaktewater is er een minder directe relatie tussen het gebruik van nutriënten in de landbouw en de stikstof- en fosforconcentraties in het oppervlaktewater. Dit maakt het niet mogelijk om daarvoor over te stappen op doelsturing. Daarbij spelen kosten, handhaving en juridische houdbaarheid ook een rol, aldus de CDM.

Lees ook

Marktprijzen

Meer marktprijzen

Laatste nieuws

Nieuwste video's

Kennispartners

Meest gelezen

Nieuw op MechanisatieMarkt.nl

Meer advertenties

Vacatures

Weer

  • Zaterdag
    6° / 1°
    60 %
  • Zondag
    10° / 4°
    30 %
  • Maandag
    11° / 8°
    5 %
Meer weer