Ploeg en drijfmest verdrijven rode worm

Regenwormen zijn belangrijk in graslandbodems. Opvallend is dat er geen verschil is in de totale massa aan wormen tussen intensief en extensief gebruikte percelen. In intensief gebruikte percelen zitten meer wormen, maar ze zijn kleiner, blijkt uit onderzoek van Rob Venderbos.

Ploeg+en+drijfmest+verdrijven+rode+worm
© Martine Sprangers

Rob Venderbos deed voor zijn studie aan de Rijksuniversiteit Groningen onderzoek in grasland in Zuidwest-Friesland en in het Drentsche Aa-gebied. Hij onderzocht in achttien percelen de wormenpopulatie, percelen met gangbare melkveehouderij, met drijfmestinjectie en kunstmest, weidevogelreservaten met vaste mest en onbemeste percelen in botanische reservaten.

In de bodem spelen rode en grijze wormen een belangrijke rol. Het belangrijkste verschil tussen rode en grijze wormen is het foerageergedrag. Rode regenwormen eten vers organisch materiaal aan het oppervlak, zoals gewasresten of vaste mest, en brengen dat in de grond, soms tot 2 meter diep. Daar wordt het verder afgebroken en gegeten door micro-organismen, zoals schimmels en bacteriën.


Meer organisch materiaal

Bij een efficiënt gebruik van een perceel is er minder van zulk materiaal beschikbaar. Rode wormen zorgen dus voor meer organisch materiaal in de grond en voor gangen, waardoor de grond beter waterdoorlatend is.

Je kunt je voorstellen dat de landbouw voordeel heeft bij grote wormen

Rob Venderbos, onderzoeker Rijksuniversiteit Groningen

Pas als de bacteriën en schimmels het verteringsproces overnemen, komt de grijze worm om de hoek kijken. Voor dit type wormen zijn vooral bacteriën belangrijk als voedselbron.

Venderbos onderzocht onder andere het effect van het landbouwkundig gebruik van percelen op de wormenpopulatie. Daaruit bleek dat er meer regenwormen zitten in percelen met een hogere landbouwintensiviteit, maar dat die regenwormen gemiddeld kleiner zijn dan in minder intensief gebruikte percelen.


Massa ruwweg hetzelfde

De totale massa aan regenwormen is overal ruwweg hetzelfde, bleek onder andere uit zijn onderzoek. Venderbos verbaasde zich daarover: 'We waren verrast dat van alle metingen vrijwel niets invloed lijkt te hebben op de totale biomassa van alle wormen.'

Ook op het aantal soorten regenwormen heeft het landbouwkundig gebruik weinig effect.


Minder bodemverdichting

De onderzoeker had wel verwacht dat op minder intensief gebruikte percelen grotere regenwormen zouden zitten. Want daar hebben ze meer kans om oud te worden omdat mestinjectie en ploegen daar niet plaatsvinden en omdat daar minder bodemverdichting is door machines. Maar hij is verbaasd dat op de intensievere percelen meer regenwormen zitten.

Verderbos heeft daar nog geen verklaring voor. 'Het zou kunnen dat ze zich daar vanwege de verstoring continu aan het voortplanten zijn en dat ze eerder doodgaan omdat ze minder kans krijgen om te groeien. Op minder intensieve gronden is minder stikstof en dus minder voedsel beschikbaar. Ik denk dat op die percelen de afbraakcyclus langzamer verloopt en regenwormen zich daarom langzamer voortplanten.'


Bacteriën en schimmels

Grondbewerking en bemesting hebben grote invloed op het aantal, op de leeftijd en daarmee op de grootte van regenwormen. Hoe vaker er wordt geploegd en hoe hoger de mestgiften met mestinjectie, hoe kleiner de regenwormen. Bodemverstoring zorgt voor meer bacteriën, maar voor minder schimmels. Grijze wormen leven van bacteriën, rode regenwormen leven onder andere van schimmels.


Rode regenwormen leven onder andere van schimmels.
Rode regenwormen leven onder andere van schimmels. © Rob Venderbos

Vooral de nuttige rode regenwormen gedijen slecht als er nauwelijks organisch materiaal is te vinden en als er regelmatig bodemverstorende activiteiten plaatsvinden. Die activiteiten hebben veel minder effect op de grijze regenwormen, die niet aan het oppervlak hoeven te komen omdat hun voedsel in de bodem zit. Het zijn vooral de grijze regenwormen die zorgen voor de hoge aantallen op de intensief gebruikte percelen.


Weidevogels

Voor volwassen weidevogels maakt het veel uit welke wormen in de grond zitten, hoe groot die zijn en hoe diep ze in de grond zitten, legt Venderbos uit. Hij neemt als voorbeeld de grutto.

'Waar wil je als grutto foerageren waar veel regenwormen zitten, maar die wel kleiner zijn en misschien ook moeilijker te bereiken, doordat de bodem droger is? Of wil je wormen zoeken in een vochtig veld waar er minder zijn en het dus mogelijk langer duurt, voordat je ze vindt, maar als je er één vangt, je gelijk wel een flinke maaltijd hebt? Rode wormen, zoals pendelaars, zijn gemiddeld groter dan grijze wormen en leveren dus ook een grotere maaltijd op per worm', licht de onderzoeker toe.


Voordeel bij grote wormen

Venderbos noemt als belangrijkste conclusie van zijn onderzoek dat een hogere landbouwintensiteit leidt tot meer, maar kleinere regenwormen. De grootte maakt veel uit. Grote regenwormen kunnen veel meer grond verplaatsen en waarschijnlijk beter doordringen in compacte bodems dan kleine, omdat ze veel sterker zijn.

Venderbos: 'Je kunt je voorstellen dat de landbouw voordeel heeft bij grote wormen. Ze verzetten waarschijnlijk meer werk in de nutriëntencyclus en zijn waarschijnlijk beter in het aanbrengen van structuur, doorluchting en het herstellen van gedegenereerde bodems. Maar dan moeten ze wel de kans krijgen om oud en groot te worden.'


Niet-kerend goed voor wormen

In de akkerbouw heeft minder grondbewerking, in het bijzonder niet-kerende grondbewerking, een positieve invloed op de nuttige rode regenwormen. Die wormen maken gangen waardoor ze het organisch materiaal dat boven op de teeltlaag ligt of daar bovenin zit, meenemen in de grond. Hoe groter die wormen zijn, hoe beter ze gangen in de bodem maken. De aanwezigheid van meer en grotere gangen zorgt voor een betere bodemstructuur. Uit onderzoek blijkt dat meer regenwormen hogere opbrengsten geven.

Bekijk meer over:

Lees ook

Laatste nieuws

Nieuwste video's

Kennispartners

Meest gelezen

Nieuw op MechanisatieMarkt.nl

Meer advertenties

Weer

Meer weer