Koprot hardnekkig probleem in ui

Een belangrijke conclusie van de bijeenkomsten is dat met de kennis van nu de boer bij kan dragen aan het terugdringen van het probleem, maar dat er geen garantie is voor wie de beste aanpak heeft in de praktijk. De ziekte duikt tot ergernis van de telers ondanks maatregelen toch op. Veel symposiumgangers willen meer onderzoek, zodat met die kennis meer wordt bereikt.
‘Waar kan ik met de pet rond om het geld bijeen te halen?’, vroeg dagvoorzitter Gijsbrecht Gunter zich af. De productschappen zorgden vroeger via een heffing voor onderzoeksgeld. Met het opheffen van de schappen is de sector aan zet, maar die moet zich herorganiseren.

Levenscyclus

‘Bewaarziekten ontstaan vaak op het veld’, zei plantenziektekundige Heleen Bukman van Bejo. Ze gaf uitleg over de levenscyclus van Botrytis aclada en Botrytis allii. Uit haar verhaal bleek dat het niet meevalt om de schimmel in het veld te stoppen. ‘Aangetaste uien blijven aangetast. De ziekte is niet te genezen, hooguit te remmen.’
Veredelaars komen met minder vatbare rassen. Die hebben minder wild loof, een sterker wortelstelsel, waardoor ze opgroeien met minder stress en die rassen hebben een dunnere nek, de plaats waar de schimmel kan binnenkomen. In de teelt is het dan van belang het gewas niet te beschadigen, want via een wondje komt de altijd aanwezige schimmel gemakkelijk binnen.
Uit de zaal kwam de opmerking dat de schimmel ook gezond blad kan binnendringen. Bukman erkende dat dat zo is, maar dat bij een wondje de omstandigheden gelijk optimaal zijn. De vochtvoorziening is dan gelijk goed. Voor een infectie op een gezond blad moeten de omstandigheden buiten meewerken voor de schimmel en dat is veel minder vaak gunstig.
Een spore van botrytis heeft maar een korte levensduur. Lastiger zijn de sclorotia die goed verpakt tegen slechte omstandigheden wachten op hun kans en dan met heel veel schimmeldraden tegelijk kunnen gaan groeien.

Zaad als bron

Uit het verhaal van Liesbeth van der Heijden van Bejo bleek dat er genoeg chemische en fysische methoden zijn om het uitgangsmateriaal vrij te houden van de schimmel. Beperkingen aan de toelatingen kunnen reden zijn om alternatieven te onderzoeken, maar gangbare en biologische telers hebben meer te vrezen van wat van buiten komt dan van wat op het zaad zit. Volgens Van der Heijden heeft Bejo de capaciteit om met de stoomvacuümmethode alle zaad te ontsmetten.
Uienteler Philip Kroes zei dat het niet de kunst meer moet zijn om 100 ton van het veld te halen, maar om het meeste netto in de schuur te krijgen. ‘De uien die we telen zijn misschien niet weerbaar genoeg om de schimmel te weerstaan’, aldus de teler. Kroes zoekt de uitdaging in het gewas zelf. Hij wil allereerst een goede bodem hebben. ‘Veel bodemproblemen zitten in de laag van 30 tot 60 centimeter door zware machines.’
Kroes heeft al tientallen jaren de helft graan in zijn bouwplan om de beworteling van rooivruchten te verbeteren en de organische stofbalans goed te houden. ‘De bodem moet generaties mee kunnen gaan’, is zijn visie. Sinds twee jaar teelt hij ook biologisch en het valt hem op dat hij daar niet meer problemen met koprot heeft, wat zijn ideeën over bodembeheer bevestigt.
Geen zwakke momenten in de groei, alle teeltfactoren in relatie met elkaar brengen en voldoende sporenelementen uit organische mest zijn ingrediënten van Kroes’ aanpak. ‘Met chemie gaan we het niet redden. De teler is aan zet’, aldus Kroes.
Directeur Douwe van Dongera van Profytodsd sluit zich aan bij Kroes. ‘Het probleem is niet met een simpel middel op te lossen. Ik denk dat biologie de toekomst heeft, misschien in combinatie met machines. Het was lang het ondergeschoven kindje.’
Van Dongera dringt aan op meer aandacht voor een biologisch actieve bodem. ‘Organische stof is daarin de olie van de motor. NPK (stikstof, fosfor, kalium) is de sluitpost. Eerst komt de rest aan de orde.
De Profytodsd-directeur geeft een lange lijst van tien aandachtspunten te beginnen met bodem, voorvrucht en grondbewerking. Daarna komen zaaimoment, genetica, gebalanceerde bemesting en gewasbescherming. In het eindtraject rooien, inschuren en bewaren zitten dan nog veel verbeterpunten én bewuster telen voor een afzetmarkt helpt de teler bij de goede keuzes.
‘Onze visie is dat er twee kringlopen zijn. Wij gebruikten tot nu toe die van de probleemoplossers. We willen naar die van problemen voorkomen. Die tweede weg is die van investeren in de bodem, betere weerstand, gewasverzorging en betere opbrengst en kwaliteit. Investeren in biologie is een omslag in het denken van de ondernemer’, zei Van Dongera. ‘De uienteler van de toekomst gebruikt de kracht van de bodem, gebruikt de juiste techniek en luistert naar de markt.’
Een oplossing voor iedereen is er niet. Het hangt van de teler, de grond en de markt af. Kroes gaf als voorbeeld dat hij eerder oogst door dichter te zaaien. Bijkomend voordeel is dat hij dunnere nekken bij zijn uien krijgt.

De schuur in

Harrie Versluis van DLV ziet twee golven van koprot per jaar. De eerste is vlak na de oogst en de tweede in december tot januari. De tweede golf verklaart hij door beschadiging bij de oogst. Versluis gaf een uiteenzetting waaruit te concluderen is dat direct bij het inschuren hard droogstoken zin heeft. De meerkosten voor de kachel komen weer als besparing terug in de rest van de bewaarperiode, vooral in de maand nadrogen. Een snelle voordroogperiode maakt de nadroogperiode korter.

Lees ook

Marktprijzen

Meer marktprijzen

Laatste nieuws

Nieuwste video's

Kennispartners

Meest gelezen

Nieuw op MechanisatieMarkt.nl

Meer advertenties

Vacatures

Weer

  • Zondag
    11° / 2°
    30 %
  • Maandag
    10° / 0°
    20 %
  • Dinsdag
    10° / 0°
    20 %
Meer weer