Wereldbank voorspelt prijsdaling bij voedsel

De prijsverwachting voor voedingsmiddelen is onderdeel van het totale beeld dat de Wereldbank schetst van de grondstoffenmarkten. Een haperende economische groei en ruime olievoorraden laten de wereldwijde grondstoffenprijzen dalen naar het laagste niveau sinds 2020, voorspelt het instituut dat is opgericht om armoede in de wereld te bestrijden.

De volatiliteit in de grondstoffenprijzen is sinds de jaren zeventig niet zo groot geweest als nu. 'Afgewacht moet worden of daadwerkelijk een turbulenter tijdperk is aangebroken voor de grondstoffenmarkt. Maar het is wel waarschijnlijker', stelt de Wereldbank. Het instituut wijst daarbij op de samenloop van handelsspanningen, conflicten, geopolitieke risico's en weersextremen.

Door een zwakkere economische groei en een sterke groei van elektrische voertuigen in China zal de olieproductie groter uitvallen dan de vraag. De prijzen blijven daardoor onder druk. Het grondstoffenrapport voorspelt dit jaar voor Brent-olie een prijs van 64 dollar (56,53 euro) per vat. Eind deze week schommelt het prijsniveau rond de 60 dollar (53 euro).

Aardgas wordt mede door de hogere prijzen in het eerste kwartaal van dit jaar duurder. Voor Europa rekent de Wereldbank op een prijsstijging van 6 procent ten opzichte van 2024. In 2026 volgt een prijsdaling van 9 procent, luidt de prognose.

Duurdere cacao en koffie

Landbouwproducten dalen volgens de Wereldbank dit jaar met 1 procent en volgend jaar nog eens met 3 procent. Vooral de hogere prijzen voor cacao en koffie beperken de prijsdaling. Granen dalen volgens de voorspelling met meer dan 10 procent in prijs. Vooral ruime voorraden aan rijst en sojabonen drukken op de prijzen. Voor rijst wordt een prijsdaling verwacht van 29 procent.

Krappere markten voor korrelmais en tarwe remmen de prijsdalingen. Een grote tarweproductie wordt nipt overtroffen door een grotere consumptie. Hoewel de wereldwijde tarwevoorraden hierdoor afnemen, rekent de Wereldbank op licht dalende tarweprijzen in 2025-2026. De maisprijzen dalen onder druk van lagere olieprijzen met 2 procent. Ook de hoge importtarieven in de handelsstromen tussen de Verenigde Staten en China spelen hierin een rol.