Eiwit extra belangrijk in rantsoen ooi en lam

Een tekort aan eiwit in het rantsoen zorgt voor een lagere biestgift en minder melkproductie. Een goede kwaliteit biest is belangrijk voor lammeren voor de weerstand tegen ziekten en infecties, stelt ABZ Diervoeding in zijn nieuwsbrief.

Ook moet de melkproductie voldoende zijn, zodat lammeren de nodige voedingsstoffen binnenkrijgen. Benutting van voedingsstoffen is bij jonge lammeren zeer hoog. Een betere groei en ontwikkeling in de eerste weken vertalen zich in een hogere groei in de latere jeugd.

Op vijf weken voor het aflammeren kan de brokgift worden opgebouwd van 0,1 tot 0,6 kilo per ooi per dag. Vooral als de kwaliteit van het ruwvoer minder dan 900 VEM is.

Goed ruwvoer

ABZ Diervoeding adviseert om ooien rond het aflammeren een goede voorjaarssnede te verstrekken (in kuil of balen). Dit gras heeft doorgaans de beste smaak en hoogste verteerbaarheid. De lammeren nemen de laatste weken zoveel plaats in dat de pens en het maag-darmkanaal in de verdrukking komen. Het is dus gewenst dat elke hap voer die ooien binnenkrijgen, van goede kwaliteit is. Het drogestofgehalte moet op 40 tot 45 procent liggen. Te nat voer is onwenselijk vanwege smaakbederf en het risico op listeria.

Na het aflammeren raadt ABZ Diervoeding een gift van 0,8 kilo per dag aan. In de weken daarna kan dit worden verhoogd naar ruim 1,5 kilo om de melkgift te ondersteunen en de ooien gezond te houden. Kwalitatief goed ruwvoer en ruimschoots fris water zijn eveneens belangrijk.

Voor een efficiënte jeugdgroei van lammeren kunnen ze vanaf de tweede week al extra energie en eiwit via brok gevoerd krijgen. Voor het spenen moet de opname rond de 400 gram liggen. Op die manier is een groeidip bij het spenen te voorkomen.