Minder sterfte jong dier haalbaar

Dat blijkt uit het rapport RDA zienswijze zorg voor het jonge dier van de Raad voor Dieraangelegenheden (RDA). In dit rapport staat onder meer dat er veel variatie is tussen bedrijven als het gaat de sterfte van jonge dieren in de periode voor, tijdens en kort na de geboorte. Dat er variatie is, geeft aan dat er ook verbetermogelijkheden zijn. Het ene bedrijf heeft immers minder sterfte dan het andere.

Vroegtijdige sterfte kan daarmee worden teruggedrongen, al zal het nooit helemaal tot 0 kunnen worden teruggebracht, stelt de RDA in deze zienswijze in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Cijfers bijhouden

De raad adviseert dierhouders om verzorgings- en sterftecijfers bij te houden van productie-, gezelschaps- en hobbydieren om daarmee een benchmark – een onderlinge vergelijking – op te zetten. Op die manier kunnen de oorzaken van sterfte beter worden gepreciseerd en aangepakt. Er zijn aanzienlijke mogelijkheden om vooruitgang te boeken, als er goed wordt samengewerkt en het ministerie de dierhouders helpt met het verfijnen van de benchmark.

De RDA adviseert landbouwminister Carola Schouten daarnaast met dierhouders, maatschappelijke organisaties, fokkerijen, dierenartsen, diervoederfabrikanten en eindafnemers van dieren en producten daarvan, zoals supermarkten en dierenwinkels, in gesprek te gaan over de verdere aanpak.

Wat is acceptabel?

Het doel hiervan is duidelijk: elkaar helpen om vroegtijdige sterfte zoveel mogelijk te vermijden. Door beter inzicht in kritische fases en risico's is vervolgens een dialoog mogelijk over welke maatregelen de zorg voor jonge dieren kan verbeteren en welke mate van sterfte dan nog acceptabel is.