Schouten noemt blootstelling via honingdauw relevant

De minister schrijft dit aan de Tweede Kamer in haar antwoorden op vragen van GroenLinks-Kamerlid Laura Bromet. De vragen zijn gesteld naar aanleiding van onderzoek dat nieuwe inzichten geeft in het effect van neonicotinoïden op nuttige insecten. Het onderzoek laat zien wat de impact is van de opname van de betreffende middelen via honingdauw.

Schouten erkent dat bij de beoordeling van het effect van stoffen op niet-doelwit organismen alleen gebaseerd is op contactblootstelling en niet op het innemen van honingdauw. Volgens de bewindsvrouw heeft het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) inmiddels bij de Europese voedselautoriteit (EFSA) aangedrongen om ook deze blootstellingsroute op te nemen in de beoordelingskaders.

Drastisch ingeperkt

Overigens stelt Schouten dat ook na het betreffende onderzoek een herbeoordeling van neonicotinoïden niet nodig is. Ze wijst erop dat het gebruik van middel uit deze groep de laatste jaren al drastisch is ingeperkt.

Bromet wil van de minister ook weten of de nieuwe bevindingen nog gevolgen hebben voor de inzet van Nederland voor de Europese bijenrichtsnoer. Hierop reageert Schouten dat de genoemde publicatie laat zien dat blootstelling via honingdauw relevant is. Zij is dan ook blij dat het Ctgb dit ook aankaart bij het EFSA om op te nemen in de bijenrichtsnoer.