Driekwart drachtige zeugen heeft klauwprobleem

Uit Belgisch onderzoek onder drachtige zeugen in groepshuisvesting blijkt dat de eerste drie weken van de groepshuisvesting cruciaal zijn om kreupelheid te voorkomen. Emilie-Julie Bos schreef er haar doctoraat over bij het Belgische onderzoeksinstituut ILVO en Universiteit Gent.

Driekwart+drachtige+zeugen+heeft+klauwprobleem
© Emilie-Julie Bos

In het kader van de omschakeling naar groepshuisvesting voor drachtige zeugen startte in België in 2010 een grootschalig onderzoek. Binnen dit onderzoek werkte Bos van december 2012 tot oktober 2016 aan haar doctoraat 'Groepshuisvesting van drachtige zeugen; kreupelheid en klauwproblemen'.

Bos: 'De specifieke doelstelling was onderzoek te doen naar de relatie tussen locomotiescore (locomotie betekent voortbeweging) en mobiliteit, het langetermijneffect van groepsmanagement en vloertype in de groepshuisvesting op locomotieproblemen en klauwletsels van drachtige zeugen.' Haar alomvattende conclusie is dat meer beweeglijkheid en minder klauwletsels bij zeugen wel degelijk zijn te bereiken mits de leefomgeving en het management verbeteren.

Voedselbeloning

Als eerste voerde Bos een 'voedselbeloningophaaltest' uit waarin ze onderzocht in welke mate kreupelheid invloed heeft op de mobiliteit van drachtige zeugen. Ze maakte daarbij gebruik van een nieuw scoringssysteem dat een collega van Bos - Elena Nalon - ontwikkelde.

Rubber op beton scheelt flink wat betreft de ontwikkeling van locomotieproblemen bij zeugen

Emilie-Julie Bos, onderzoekster ILVO

Zij werkt met een continue schaal (in tegenstelling tot een schaal met 2 punten: kreupel of niet-kreupel) waardoor er minder kans is dat waarnemers het oneens zijn over de score. Kreupelheid is geen aan/uit toestand en wordt dus ook het best zo gemeten. 'Ik heb dit scoresysteem gedurende het hele onderzoek gebruikt', aldus Bos.

Twee voederlocaties

Een aantal proefzeugen die op locomotie werden geklasseerd als niet, mild, matig of ernstig kreupel, kreeg in een beperkt voederregime voedselbeloningen aangereikt op twee voederlocaties die van elkaar gescheiden waren door een barrière. De niet- en mild kreupele dieren haalden meer voedselbeloningen op – legden daarvoor meer afstand af – dan de matig en de ernstig kreupele dieren.

De mobiliteit van een zeug vermindert dus als ze minstens matig of ernstig kreupel is. 'Verder onderzoek kan nog verfijnen hoe erg een milde kreupelheid is voor het dierenwelzijn en vanaf wanneer veterinaire acties aangewezen zijn.'

Groepsmanagement

In de tweede studie keek Bos naar het effect van groepsmanagement op kreupelheid. Het onderzoek werd uitgevoerd op vijf bedrijven met dynamische groepen en op vijf bedrijven met stabiele groepen. De vijf bedrijven met stabiele groepen scoorden wat betreft gemiddelde locomotie aan het eind van de groepshuisvestingsperiode beter dan de bedrijven met dynamische groepen.

Het aantal nieuwe gevallen van kreupelheid net na het in de groepshuisvesting brengen – de eerste drie dagen – was voor beide systemen extreem hoog en zwakte daarna af, met de slechte scores voor dynamische groepen vooral bij het in de groep brengen dan wel aan het begin van een nieuwe periode van groepshuisvesting.

Opvallend

'Dit is opvallend. Je zou verwachten dat de kans om kreupel te worden in dynamische groepen hoog blijft tijdens de hele groepshuisvestingsperiode.'

Verder blijkt uit het klauwonderzoek tijdens deze studie dat, onafhankelijk van groepsmanagement, gemiddeld 75 procent van de zeugen minstens één klauwprobleem had.

Drie productiecycli

Tijdens het onderzoek naar de diverse vloertypes op het proefbedrijf van het ILVO werd gekeken naar het aantal nieuwe gevallen van kreupelheid tijdens de verschillende fases in de cyclus. Hierbij werden 120 zeugen tijdens drie productiecycli gevolgd.

De helft van de dieren zat tijdens het onderzoek in een groepshok met vloeren met rubber en de andere helft in een groepshok met standaard geruwd betonnen roosters en dichte vloeren.

Kreupelheid

Op het proefbedrijf van ILVO vergeleek Bos in een onderzoek over drie reproductiecycli de klauw- en huidletsels in groepshokken. Daaruit kwam naar voren dat kreupelheid bijna de helft minder voorkwam op de rubbervloeren.

Na de eerste drie weken in de groep lag het risico om kreupel te worden bij beton op 3,3 procent en bij beton met rubber op 1,8 procent. Het werkelijke percentage kreupele zeugen lag bij beton na vijftig dagen op 30 procent, bij beton met rubber op 15 procent.

Rubbervloer gunstiger

De scores op de klauwletsels 'balhoorn' en 'overgang bal-zool-hoorn' waren ook gunstiger voor zeugen op de rubbervloer. Voor huidletselscores waren er geen verschillen. Uit alle metingen valt op te maken dat rubberen toplagen in de groepshuisvesting gunstig zijn voor de algemene pootgezondheid van drachtige zeugen en dus bijdraagt tot een beter zeugenwelzijn.

Op dag 108, het einde van de groepshuisvestingsperiode, lag het werkelijke percentage kreupele zeugen bij beton op 33 procent, bij beton met rubber op 20 procent. 'Rubber op beton scheelt dus flink wat betreft de ontwikkeling van locomotieproblemen bij zeugen.'

Lange termijn

Tijdens dit Belgische onderzoek zijn gedurende langere periode zeugen gevolgd. 'Voordeel is dat je daardoor ziet wat voor gevolgen groepshuisvesting op lange termijn heeft voor het dier. En omdat je drie volledige cycli onderzoekt, kun je ook risicovolle periodes in de cycli makkelijker herkennen dan wel detecteren.'

Bos vindt het belangrijk dat er meer onderzoek wordt gedaan naar het ontstaan van kreupelheid- en klauwproblemen bij zeugen.

Bekijk meer over:

Lees ook

Marktprijzen

Meer marktprijzen

Laatste nieuws

Nieuwste video's

Kennispartners

Meest gelezen

Nieuw op MechanisatieMarkt.nl

Meer advertenties

Vacatures

Weer

  • Donderdag
    10° / 3°
    70 %
  • Vrijdag
    12° / 3°
    30 %
  • Zaterdag
    17° / 4°
    70 %
Meer weer