‘Meeste winst valt te halen inverteerbaarheid celwanden’

Bij snijmaïs gaat het om de kVEM-opbrengst per hectare. In het zetmeelgehalte en de verteerbaarheid van het zetmeel zit niet veel rek meer. Die zitten al aan het maximum. De celwandverteerbaarheid maakt het verschil. Hoe hoger de celwandverteerbaarheid, hoe meer voedingsstoffen een koe kan benutten uit dezelfde hoeveelheid mais, stelt veredelaar Louis Vlaswinkel. Rassen van Limagrain hebben juist op dat punt een voorsprong.

%E2%80%98Meeste+winst+valt+te+halen+inverteerbaarheid+celwanden%E2%80%99
©

Bij het kweken van nieuwe maisrassen staat de opbrengst voorop, zegt veredelaar Louis Vlaswinkel. Vooral de verteerbare opbrengst. Want die geeft aan hoeveel een koe kan benutten van de mais die het dier vreet.
Andere criteria zijn de vroegheid van een ras. Dat bepaalt vooral of het een snelle start kan maken en op tijd afrijpt. Ook een gezonde afrijping en een stabiele opbrengst zijn belangrijke selectiecriteria. Voor een stabiele opbrengst zijn vooral een goede ziekteresistentie essentieel en een sterke stengel, zodat geen legering of green snap optreedt.

Hoog zetmeelgehalte

Het succes van de maisplant als voedergewas is vooral te danken aan het hoge zetmeelgehalte, zegt Vlaswinkel. Maar dat gehalte loopt plantfysiologisch tegen zijn grenzen aan. Bovendien is de verteerbaarheid van het zetmeel al zeer hoog. Koeien verteren en benutten al meer dan 95 procent van het zetmeel in de mais. Daar is weinig winst meer te boeken. ‘Als we alleen zouden focussen op het zetmeel, kan de koe de maisplant niet optimaal benutten’, legt Vlaswinkel uit.

Verteerbaarheid

Er is nog wel veel winst te boeken bij de verteerbaarheid van de celwanden. Hoe hoger die is, hoe meer voedingsstoffen een koe kan benutten uit dezelfde hoeveelheid mais. Vlaswinkel: ‘Een betere totale verteerbaarheid van de mais geeft een hogere melkproductie per kilo drogestof. Met een betere celwandverteerbaarheid neemt de VEM toe.’ Een bijkomend voordeel is dat koeien dan minder mest produceren bij dezelfde melkproductie.

Rasverschillen

Er blijken grote rasverschillen te zijn bij celwandverteerbaarheid. Het percentage varieert van 40 tot 60 procent. Er is dus nog veel winst mogelijk. Toch staat de celwandverteerbaarheid er niet bij op de Nederlandse Rassenlijst. Vlaswinkel vindt dat een tekortkoming. Hij maakt de vergelijking met de jaren tachtig. ‘Voor 1986 stond er niets over de voederwaarde van maisrassen op de Rassenlijst. Toen nam de VEM per kilo drogestof steeds verder af. Nadat voederwaarde in 1986 op de Rassenlijst vermeld werd, ging het vooruit.’

Rantsoensamenstelling

Hetzelfde geldt voor de celwandverteerbaarheid, stelt Vlaswinkel. ‘Dat is een parameter die sinds 2003 verdere verdieping geeft in de vertering van de restplant. Belangrijk voor je rantsoensamenstelling, want wie veel mais voert, moet in zijn rassenkeuze juist op die celwandverteerbaarheid letten. Helaas is deze belangrijke informatie in 2012 van de Rassenlijst verdwenen, omdat andere veredelaars hun prioriteiten elders leggen. Limagrain heeft geprobeerd om dat te voorkomen, om boeren en loonwerkers vollediger te kunnen informeren over de juiste raseigenschappen. Maar dat is niet gelukt.’
‘Denemarken en Engeland omarmen dit kwaliteitscriterium in de Rassenlijst wel. En wij blijven ons in het kweekwerk sterk maken voor de vertering van de restplant, omdat juist daar de winst te behalen is. Eurofins Agro stelde onlangs nog dat de gemiddelde VEM-verhoging in de maiskuilen van 0,25 procent per jaar bijna volledig is toe te schrijven aan een betere celwandverteerbaarheid. Elke procent betere NDF-vertering (celwand) levert per kilo ds een winst van 15 VEM op.’

Stijging met 45 procent

Het veredelen van mais op celwandverteerbaarheid is complex, zegt Vlaswinkel. Jaarlijks worden door Limagrain bij de oogst van de proefvelden duizenden analyses gedaan op verteerbaarheid van kansrijke nieuwe hybriden.
Het resultaat van die focus is een breed pakket aan rassen met veel zetmeel én met een hoge celwandverteerbaarheid. Het is niet toevallig dat Limagrain juist met kwaliteitsrassen een hoog marktaandeel heeft in de snijmaismarkten van Noordwest-Europa.
Vlaswinkel ziet kansen om de verteerbaarheid verder te verbeteren. In de Verenigde Staten zijn bijvoorbeeld mutanten met een veel hogere celwandverteerbaarheid. Die zijn alleen landbouwkundig nog niet optimaal.

10 jaar vooruitkijken

Ook op andere punten staat de vooruitgang van het rassenpakket niet stil. Veredelaars moeten daarbij tien jaar vooruit kijken. Zo lang duurt het gemiddeld tussen de eerste selectie en het moment dat een ras op de Rassenlijst komt. Daarom focussen ze ook op eigenschappen die over een aantal jaren belangrijk zijn, zoals de stikstofefficiëntie. Hoe strenger de bemestingsnormen, hoe belangrijker het is dat maisplanten voedingsstoffen efficiënt benutten.

Slechts enkele van de testhybriden komen uiteindelijk op de Rassenlijsten. Vlaswinkel: ‘In het achtste jaar kunnen we de beste rassen aanmelden voor de officiële beproeving.’ In het negende jaar moet de zaadproductie al op gang komen, om voldoende voorraad te hebben als het ras het jaar daarop op de Rassenlijst komt. In dat tiende jaar is commerciële verkoop toegestaan. ‘Je loopt als firma dus grote risico’s’, zegt Vlaswinkel. ‘Want je mag een ras niet verkopen als het niet op de Rassenlijst staat.’

De strenge selectie heeft wel resultaat. In de afgelopen 24 jaar is de verteerbare opbrengst van snijmais gestegen met 45 procent per hectare. Als die trend doorzet is de opbrengst in het jaar 2020 10 procent hoger dan nu. De ervaren veredelaar is ervan overtuigd dat dit gaat gebeuren.

Wereldwijd rassenonderzoek

Limagrain is een internationale coöperatie die vooral gespecialiseerd is in zaaizaden. Het bedrijf heeft onderzoekcentra en teststations over de hele wereld, onder andere in Rilland (Zeeland). Mais is één van de hoofdgewassen. Nederland zit in de Maritieme zone, die van de zeer vroege snijmais, samen met landen als Engeland, Denemarken en Noord-Duitsland. Het kweekprogramma daarvoor wordt uitgevoerd in Rilland. Op meer dan vijfentwintig locaties worden de kweekproducten in de praktijk getest.

Het kweken van een ras is tijdrovend. Op diverse manieren proberen veredelaars het proces te versnellen, zoals door het benutten van het noordelijk en het zuidelijk halfrond. Dan kan in één jaar twee keer zaad geoogst worden. Limagrain heeft daarvoor onder andere onderzoeksstations in Zuid-Amerika en Nieuw-Zeeland. Het kan nog sneller. In de tropen zijn geen seizoenen. Daar kan doorlopend zaad geproduceerd worden. Hetzelfde kan in de kassen in Rilland. Vrij nieuw in de plantenveredeling zijn de zogenaamde verdubbelde haploïden en de DNA-merkertechnieken. Die leveren nog sneller resultaat.


Meer van

Lees ook

Meer artikelen van »

Laatste nieuws