Vrijstelling stromest is verruimd

Jan van LiereDe regeling biedt een vrijstelling van de mestverwerkingsplicht voor landbouwers die dieren houden in een stal die met stro is ingestrooid. De motivatie is dat mest uit deze stallen veel organische stof bevat.
Wie gebruik wil maken van de vrijstelling moet minimaal 90 procent van zijn dieren houden in een stalsys-teem waarbij ten minste twee derde van de leefruimte is ingestrooid met stro.
Bij de berekening van 90 procent is het uitgangspunt de hoeveelheid fosfaat die de betreffende dieren produceren. Als dat uitkomt op 90 procent van de totale fosfaatproductie op het bedrijf, wordt aan de voorwaarden voldaan.
Bedrijven met vrijstelling moeten dat bij afvoer van de mest aantekenen op het Vervoersbewijs dierlijke meststoffen. Dat kan door de nieuwe opmerkingscode 73 in te vullen. Dit geldt ook voor afvoer van mest waar geen stro inzit.
LTO Nederland is blij met de ruimere vrijstelling voor stromest. Vorig jaar is daar in politiek Den Haag intensief voor gelobbyd.
Staatssecretaris Sharon Dijksma (Economische Zaken) voelde er aanvankelijk niet voor. Zij wees met name op de rechtsongelijkheid die zou ontstaan binnen de groep van ondernemers voor wie de mestverwerkingsplicht geldt.
LTO stelt daar tegenover dat zoveel mogelijk voorkomen moet worden dat waardevolle stromest in verwerkingsinstallaties eindigt. Een meerderheid van de Tweede Kamer had daar begrip voor en oefende flinke druk uit op Dijksma om de regeling in principe voor alle diersoorten te laten gelden.

Buiten de boot

De 90 procent-voorwaarde leidt er overigens wel toe dat niet voor alle stromest vrijstelling is te verkrijgen. Bedrijven die ook een deel van de dieren in een drijfmeststal houden, zullen over het algemeen buiten de boot vallen en niet van de regeling gebruik kunnen maken.