Asscher scoort niet met voorstel

Jan van Liere
De overgangsregeling moet voorkomen dat werkgevers tijdelijke arbeidsovereenkomsten met seizoenkrachten niet verlengen. Asscher stuurde deze week zijn voorgenomen aanpak naar de Tweede Kamer.
De transitievergoeding voor seizoenwerkers wordt weliswaar enigszins gematigd, maar werkgevers blijven ermee opgezadeld, reageert LTO Nederland. De transitievergoeding kan nog steeds oplopen tot bedragen in de orde van 30.000 tot 100.000 euro. Dat zal veel werkgevers doen besluiten om dit jaar niet opnieuw een contract aan te gaan met medewerkers die ook in de voorgaande seizoenen bij hen werkzaam waren.
Ook naar de toekomst toe biedt het voorstel volgens LTO Nederland weinig of geen soelaas voor de langere seizoenovereenkomsten. De regel is dat na drie tijdelijke dienstverbanden het vierde contract er een is voor onbepaalde tijd, wanneer de contracten elkaar met een tussenpoos van ten hoogste zes maanden opvolgen.
Voor de veelvoorkomende seizoencontracten van acht tot negen maanden betekent dit dat er na twee jaar een contract voor onbepaalde tijd ontstaat. Dat kan aan het eind van het seizoen niet anders dan via een ontslagroute ontbonden worden. LTO Nederland stelt vast dat werkgevers in de praktijk een vast contract zullen mijden.
Het voorstel van Asscher om uitstel te geven van de transitievergoeding wanneer de werknemer weer binnen zes maanden aan de slag kan, heeft voor een aantal ‘seizoensectoren’ geen betekenis. Zij kunnen vanuit de aard van de bedrijfsvoering niet binnen zes maanden weer seizoenwerk aanbieden, benadrukt LTO.
De vakbonden zijn evenmin enthousiast over het voorstel van de minister. Vakbond CNV pleit voor maatwerkoplossingen die vastgelegd kunnen worden in de cao’s van de diverse sectoren. ‘Het is een gemiste kans dat de politiek de betrokken partijen niet zelf naar een oplossing laat zoeken. Het zou van lef getuigen als die verantwoordelijkheid weer op de cao-tafel wordt neergelegd’, reageert CNV-voorzitter Maurice Limmen.