Forse boete voor melkveehouder was terecht volgens College van Beroep

Het CBb gaat niet mee in het betoog van de veehouder dat een correctie voor vervluchtiging van stikstof moet worden toegepast vanwege het gebruikte stalsysteem. Bij een administratieve controle door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) bleek dat het bedrijf, op basis van de Meststoffenwet, in 2016 de gebruiksnormen voor dierlijke meststoffen en stikstof had overschreden met respectievelijk 6.600 en 699 kilo.

Ook het beroep van de melkveehouder op het vertrouwensbeginsel slaagt niet. Volgens hem zou worden uitgegaan van de forfaitaire stikstof- en fosfaatgehalten van de mestvoorraad. Maar volgens de rechter was er geen sprake van een toezegging en kon de melkveehouder ook nergens uit afleiden dat de minister zou afwijken van de regelgeving en zou uitgaan van forfaitaire gehalten.

Bezinkbak

De melkveehouder vond dat de toenmalige landbouwminister de correctie voor de stikstofvervluchtiging ten onrechte beperkte tot staldieren. Er zou ook een correctie moeten worden toegepast omdat het bedrijf werkt met een 'flushsysteem' in de stal. Bij dit systeem wordt een bezinkbak gebruikt en gaat stikstof verloren naar de omgeving wanneer mest door deze bak passeert.

Met deze stikstofverliezen wordt geen rekening gehouden in de BEX-systematiek. Door hier niet voor te corrigeren, rekent de minister volgens de ondernemer de vervluchtigde stikstof ten onrechte mee bij de stikstof die het bedrijf heeft uitgereden.

Verschil in verhouding

De melkveehouder wijst op de verhouding tussen stikstof en fosfaat in de geproduceerde mest en de verhouding in de afgevoerde mest. Hieruit zou blijken dat er stikstof verloren moet zijn gegaan.

De minister stelde dat meer specifieke gegevens over de mestscheiding in het stalsysteem nodig zijn om aan te kunnen nemen dat het stikstofgehalte in de geproduceerde mest afwijkt van dat in de afgevoerde mest. Zo is onder meer onduidelijk gebleven welk deel van de mest precies in de bezinkbak belandt.

Het CBb vindt, net als de minister, dat er onvoldoende verifieerbare gegevens voorhanden zijn om van een hogere vervluchtiging uit te gaan.