Uienexport houdt het tempo goed vast

Vaak zakt de uienexport vanaf eind januari terug naar een weekniveau van 15.000 ton of net daarboven. Dat is dit jaar niet het geval. Op een dipje in de laatste week van maart na houdt de export goed stand. Volgens de laatste cijfers komt de uitvoer in de eerste week van april uit op iets meer dan 20.000 ton.

Zo lang Senegal aan de markt is, zit het wel snor met de uitvoer van Nederlandse uien. De grootste afnemer heeft dit seizoen een recordhoeveelheid van bijna 181.000 ton uien gekocht in Nederland. Eind januari is echter de jaarlijkse importstop ingesteld, om zo de eigen productie te beschermen.

Onder aanvoering van de grote afzet naar Senegal en de grote uienstroom naar Ivoorkust exporteerde Nederland tot eind januari wekelijks ongeveer 30.000 ton uien. Doorgaans is daarna sprake van een halvering van de afzetmogelijkheden. Dat valt dit jaar mee.

Brede afzet

Opvallend is dit jaar de brede afzet. In de tweede seizoenshelft zijn er geen landen meer die 5.000 ton of meer importeren. Wel is Groot-Brittannië altijd een stabiele factor, al gaan daar dit seizoen iets minder uien heen dan in eerdere jaren. De Britten zijn sinds eind januari wel de grootste afnemer, met 2.200 ton per week. Op de tweede plek volgt Ivoorkust, met 2.100 ton uien. Andere grote afnemers zijn Guinee, Israël, Spanje, Mauritanië, Italië en Duitsland.

Polen importeert vooral uien die buiten de KCB-statistieken vallen, omdat ze niet voldoen aan de hoge kwaliteitsnormen. In de eerste week van april ging daar zo'n 1.100 ton naar toe, een stuk meer dan normaal. Ook andere Europese landen melden zich nadrukkelijker aan het Nederlandse uienloket, waardoor de export goed op peil blijft.