PBL: natuurinclusieve inrichting helpt duurzaamheidsopgave

Een natuurinclusieve inrichting van Nederland kan een belangrijke bijdrage leveren aan het realiseren van actuele maatschappelijke opgaven. Te denken valt aan klimaatmitigatie en -adaptatie, (drink)waterkwaliteit, biodiversiteitsherstel en een gezonde leefomgeving. Dat betekent wel grote veranderingen voor de landbouw, melden PBL en WUR.

PBL%3A+natuurinclusieve+inrichting+helpt+duurzaamheidsopgave
© William Hoogteyling

Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en Wageningen University & Research (WUR) schrijven dat in rapport Natuurverkenning 2050 - Scenario Natuurinclusief. Zij hebben hiervoor de effecten van een natuurinclusief toekomstbeeld richting 2050 doorgerekend en gekwantificeerd.



De onderzoekers hebben op basis van deze gegevens een scenariostudie gemaakt. Daarbij is doorgerekend wat een natuurinclusieve inrichting van Nederland in 2050 oplevert voor de biodiversiteit en andere maatschappelijke opgaven als het klimaat.


Natuurinclusief betekent volgens de definitie van de onderzoekers dat de samenleving zorgt voor natuur en biodiversiteit. Dat kan onder meer door in te zetten op een landbouw die ruimte laat voor een diversiteit aan soorten en leefgebieden en door te opereren binnen de grenzen van natuurlijke systemen. Dus bijvoorbeeld door het voorkomen van uitstoot van schadelijke stoffen en onttrekking van water waar dat leidt tot schade aan de leefomgeving.


Toename ecosysteemdiensten

Eerst is voor de stad, het landelijk gebied en natuurgebieden in heel Nederland ruimtelijk uitgewerkt hoe een natuurinclusieve inrichting er kan uitzien in 2050. Vervolgens zijn de effecten daarvan op zogenoemde ecosysteemdiensten, functies van natuur voor de samenleving, in beeld gebracht. Denk daarbij aan ecosysteemdiensten als verkoeling, luchtzuivering en waterberging.

De ecosysteemdiensten die het meeste toenemen zijn: de kwaliteit van het drink- en oppervlaktewater, de aanwezigheid van natuurlijke plaagbestrijders en bestuivers, verkoeling en waterberging in de stad, koolstofvastlegging in veen en bos en biodiversiteit.


Wateroverlast voorkomen

Een natuurinclusieve stad kan bijvoorbeeld tegelijkertijd water bergen om wateroverlast te voorkomen, bijdragen aan het verkoelen van de stedelijke omgeving, leefgebied zijn voor plant- en diersoorten en ruimte bieden voor ontspanning van mensen.

Uitgangspunt van de studie is dat het natuurlijke bodem- en watersysteem bepalend is voor de ruimtelijke inrichting van Nederland en natuurlijke processen daardoor ook beter benut kunnen worden. Denk aan water vasthouden waar sprake is van droogte, water bergen waar sprake is van overlast en voedselproductie op de meest vruchtbare bodems.


Grote veranderingen landbouw

Een mogelijke transitie naar een natuurinclusief ingericht Nederland vergt grote veranderingen op sociaal, economisch en ruimtelijk gebied, stellen de onderzoekers. Sleutelfactoren om deze opgave te realiseren, zijn onder andere: een duidelijke (ruimtelijke) beleidsstrategie, de ontwikkeling van nieuwe verdienmodellen en financiële zekerheden voor ondernemers en een gestructureerde gedragsaanpak om burgers/consumenten mee te nemen in de benodigde transitie.

Het natuurinclusief-scenario impliceert met name voor de landbouw grote veranderingen. Deze bestaan uit een forse transitie van dierlijke naar plantaardige productiesystemen, een extensivering van dierlijke productiesystemen en meer gebruik maken van natuurlijke processen.


Minder areaal, meer akkerbouw

In dit scenario voor 2050 is sprake van een netto-afname van het landbouwareaal met 240.000 hectare tot 2050. Deze afname volgt uit de optelsom van een aantal andere ruimtelijke ontwikkelingen. Dat zijn onder meer de uitbreiding van het stedelijk gebied, de afronding van Natuurnetwerk Nederland, klimaatmitigatiemaatregelen (extra bos, vernatting veengebieden) en klimaatadaptatiemaatregelen (ruimte voor extra waterberging en vasthouden).

Een andere belangrijke ruimtelijke verandering volgt uit de veronderstelde transitie van dierlijke naar plantaardige productiesystemen. Het uitgangspunt om op de meest vruchtbare gronden in te zetten op efficiënte vormen van (plantaardige) voedselproductie leidt tot een netto-toename van het areaal akkerbouw met circa 70.000 hectare. In de toekomstige, natuurinclusieve akkerbouwsystemen is onder andere sprake van grotere gewasdiversiteit, mede dankzij agro-ecologische productiesystemen als strokenteelt.


Dierlijke productie

Op gronden die niet geschikt zijn voor akker- en tuinbouw is in dit scenario nog steeds ruimte voor dierlijke productie, denk daarbij vooral aan delen van het veenweidegebied, de uiterwaarden van rivieren, de natte beekdalen en de armere zandgronden. Over het algemeen zal hier sprake zijn van meer extensieve bedrijfssystemen, omdat er in die gebieden wordt ingezet op een koppeling van opgaven.

De veranderingen in het landbouwkundig systeem zorgen voor een verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving. Dat gebeurt door een lagere druk op bodem, water en lucht. Denk bijvoorbeeld aan de verlaging van de ammoniakuitstoot, die weer leidt tot een lagere depositie van stikstof in natuurgebieden, of de beperking van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en de verhoging van de grondwaterstanden.

Tegenover een teruggang in de dierlijke landbouwproductie en een verschuiving naar plantaardige productie, staat dan ook dat deze extensieve systemen meer ruimte laten voor het leveren van andere maatschappelijke diensten dan alleen het produceren van voedsel. Voorbeelden hiervan zijn waterberging, CO2-vastlegging, opwekking van duurzame energie en behoud en herstel van biodiversiteit.


Doelen Vogel- en Habitatrichtlijn dichterbij

In het natuurinclusief-scenario komen de doelen van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR) dichterbij, van circa 55 procent doelbereik in de huidige situatie tot zo'n 80 procent in het natuurinclusief-scenario. Doordat er over de hele linie sprake is van een verbetering in milieucondities profiteren niet alleen de soorten die door deze richtlijnen worden beschermd, maar ook andere. Dat gebeurt zowel binnen als buiten natuurgebieden, melden de onderzoekers.

Een natuurinclusieve inrichting is bijvoorbeeld positief voor natuurlijke bestuivers, zoals bijen. Het scenario is daarmee ook positief voor de zogenoemde Basiskwaliteit Natuur. Dat is de set van condities die nodig is om algemene soorten algemeen te laten blijven en in stand te houden.


Alleen natuurinclusief niet genoeg

Om de actuele maatschappelijke opgaven op het gebied van klimaat, energie, wonen, biodiversiteit, water en landbouw volledig het hoofd te bieden, zijn alleen natuurinclusieve maatregelen meestal niet voldoende, stellen PBL en WUR. Er is ook een combinatie met andere maatregelen nodig.

Zo blijft het voor het volledig bereiken van de VHR-doelen ook van belang om gericht natuurbeleid te blijven uitvoeren voor bescherming en herstel van bedreigde soorten en habitattypen. Denk daarbij aan extra areaal voor specifieke natuurtypen of technische herstelmaatregelen, zoals plaggen om de heide in stand te houden.

Lees ook

Marktprijzen

Meer marktprijzen

Laatste nieuws

Nieuwste video's

Kennispartners

Meest gelezen

Nieuw op MechanisatieMarkt.nl

Meer advertenties

Vacatures

Weer

  • Zaterdag
    17° / 7°
    70 %
  • Zondag
    18° / 11°
    50 %
  • Maandag
    17° / 8°
    20 %
Meer weer