160 tot 180 kilo ideale gewicht voor inseminatie TN70-zeugen

Gewicht en leeftijd bij de eerste inseminatie hebben een flinke invloed op het aantal doodgeboren biggen, het aantal levend geboren biggen en de bigoverleving. Een opfokzeug mag niet te licht zijn. Topigs Norsvin hanteert voor TN70-zeugen een ondergrens van 160 kilo bij de eerste inseminatie.

Bij een te lichte zeug blijft het aantal levend geboren biggen in de eerste vier worpen met twee biggen achter. Een te lichte zeug haalt haar achterstand niet meer in.

Bovengrens

De opfokzeug mag ook niet te zwaar zijn bij de eerste keer insemineren. De bovengrens is 180 kilo. Daarboven stijgt het aandeel doodgeboren biggen naar 10 procent, terwijl het tussen de 160 en 180 kilo op 4 tot 5 procent ligt. Zwaarder dan 190 kilo mag een opfokzeug zeker niet worden. Dan stijgt het aandeel doodgeboren biggen naar 13 procent en daalt ook het aantal levend geboren biggen in de eerste vier worpen.

Daarnaast hebben te zware opfokzeugen meer onderhoudsvoer nodig. Dat wreekt zich vooral tijdens de zoogperiode. Joosten: 'Zeugen komen dan toch al te kort, maar zware zeugen verliezen te veel conditie. Dat pakt dan weer nadelig uit voor de volgende worp.'

Leeftijd

Belangrijk is de leeftijd bij de eerste inseminatie. Ideaal is 240 tot 270 dagen. Dan is de bigoverleving 4 procent hoger dan bij oudere of jongere opfokzeugen. Zijn de zeugen bij eerste inseminatie te oud en daarmee meestal ook te zwaar, dan heeft dat zelfs nog effect in de vierde tot en met zesde worp. Ze blijven dan gemiddeld 0,7 big per worp achter op basis van meer doodgeboren biggen en uitval.

Voor een goede bigvitaliteit is de voeropname in de eerste vijf weken na insemineren essentieel. Gelten moeten dan minimaal 20 kilo groeien. Dan is de kwaliteit van de embryo's en ook van de vruchtvliezen beter. Dat resulteert in meer levend geboren en vitalere biggen.