Uitspraken pachtkamer

Piet SipmaTot ongeveer vier jaar geleden was daar geen enkele discussie over en werden dergelijke vorderingen aan de pachtkamer toegekend. Dat vond ook plaats als het ging om mondelinge pacht van een gering aantal jaren.
Door een uitspraak van het pachthof in Arnhem op 1 juni 2010 lijkt daarin een voorzichtige wijziging te zijn gekomen. In die kwestie was vastgesteld dat zowel de verpachter als de pachter slechts een mondelinge pacht van één jaar beoogde.
Wel gaf het pachthof aan dat alleen die korte termijn op zich onvoldoende was om een vordering tot schriftelijke vastlegging van een reguliere pachtovereenkomst van zes jaar af te wijzen. Het pachthof vond dat er sprake was van nog andere bijzondere omstandigheden en wees de vordering af. Daarna was het de vraag of de pachtrechter de pachtbescherming vaker zou passeren.
Recentelijk heeft de pachtkamer van Noord-Nederland wel een vordering tot een schriftelijk vastlegging van een reguliere pachtovereenkomst afgewezen op grond van die redelijkheid en billijkheid. Na afloop van de duur van een geliberaliseerde pachtovereenkomst stuurde de verpachter de pachter een brief met de mededeling akkoord te willen gaan met een pacht van nog één jaar, waarbij ook de pachtsom werd genoemd. De pachter reageerde daar niet op, maar betaalde wel de genoemde pachtsom.
De pachter bleef de grond gebruiken en vorderde vervolgens een schriftelijke reguliere pachtovereenkomst van zes jaar. Ook hier werden door de pachtkamer bijzondere omstandigheden genoemd, zoals de familieverhouding.