Gevolgen van alternaria nog steeds wat onderschat
Omdat het afgelopen jaar de nadruk sterk op de beheersing van phytophthora lag, zijn sommige aardappeltelers alternaria wat uit het oog verloren. Dat zeggen adviseurs Piet-Jan van der Eijk en Bauke Lettinga van Van Iperen. Meerdere gewassen in de regio zijn daardoor volgens hen wat sneller afgestorven dan achteraf nodig was geweest.
Met de aanwijzing van (nieuwe) met nutriënten verontreinigde (NV-)gebieden – waar een 20 procent lagere stikstofnorm geldt – verwachten beide adviseurs dat de invloed van alternaria op de aardappelteelt nog groter gaat worden. Stikstof is de basis voor een vitaal gewas, stellen zij. Geef je minder, dan neemt de kans op stress – en dus ook op alternaria – toe.
'Tot nu toe is het een voorjaar uit het boekje. We hebben alles mooi vroeg kunnen zaaien en poten en er is in deze hoek ook op tijd wat neerslag gevallen. Daardoor hebben de bodemherbiciden prima gewerkt. Op 30 april hebben we zelfs al de laatste aardappelen aangefreesd, dat is drie weken vroeger dan afgelopen jaar.' Piet-Jan van der Eijk vertelt het met een tevreden blik op zijn gezicht. Behalve adviseur bij Van Iperen, is hij ook parttime-akkerbouwer in het Flevolandse Dronten.
Hoewel zijn ouders Pieter en Janny nog een flink deel van de werkzaamheden voor hun rekening nemen, draait Van der Eijk volledig mee in de bedrijfsvoering. 'Een week heeft gelukkig zeven dagen; mijn ouders hoeven het dus niet helemaal alleen te doen', zegt hij met een glimlach.
Lessen uit seizoen 2024
Van der Eijk praat samen met collega Bauke Lettinga over de ziektebestrijding in aardappelen – en dan met name over de lessen die kunnen worden getrokken uit het afgelopen seizoen. 'Voor wat betreft phytophthora zijn boeren in ons werkgebied er redelijk goed vanaf gekomen', zo blikt Lettinga met enige opluchting terug op 2024.
Volgens de adviseur hebben akkerbouwers het dringende advies van middelen afwisselen en combineren goed opgepakt, al probeerden sommigen de spuitinterval toch nog 'riskant lang op te rekken'. 'In mijn ogen is dat verkeerde zuinigheid en neem je gewoon te grote risico's. Bij een hoge ziektedruk moet je consequent terugkomen, zeker in een jaar met zo'n hoge ziektedruk', benadrukt hij.
Beide adviseurs vinden dat het gebruik van een BOS-systeem een belangrijk en waardevolle aanvulling is voor de timing en aanpak van bespuitingen. 'Negen van de tien keer geeft zo'n systeem een goed afgewogen spuitadvies. Samen met de kennis en ervaring die je als boer zelf hebt – en met wat extra input van een adviseur – kom je tot de best mogelijke aanpak van de ziekte.'
Belangrijk is wel dat het BOS-systeem goed wordt 'gevoed' met informatie over het gewas. 'Hoe actueler en preciezer je dat doet, hoe beter het advies is', weet Lettinga, die in dit kader ook de eigen module van Van Iperen (in Agro Vision) naar voren schuift. 'Deze wordt in het seizoen dagelijks 'gevoed', wat uiteindelijk leidt tot de beste beslisboom voor de telers.'
Alternaria soms onderschat
Als het om alternaria gaat, zien de adviseurs dat telers dit probleem nog steeds wat onderschatten. Het is een sluipende ziekte. Doordat het loof vroegtijdig afsterft, kan alternaria veel schade aanrichten.
Omdat afgelopen jaar de nadruk sterk op de beheersing van phytophthora lag, zijn sommigen alternaria wat uit het oog verloren, redeert Lettinga. 'Meerdere gewassen hier in de regio zijn daardoor wat sneller afgestorven dan achteraf nodig was geweest.'
Een lastige vraag is altijd wanneer de eerste bespuiting tegen alternaria plaats moet vinden. Volgens beide adviseurs is daar geen pasklaar antwoord op te geven. 'Vroeger zeiden we dat zo'n bespuiting erop moet wanneer de eerste bloemblaadjes eraf vallen, maar die vuistregel is met de toegenomen druk achterhaald', aldus Lettinga.
'Belangrijk is om te kijken hoe het gewas zich ontwikkelt en of het vitaal en gezond is. Bij stress of bij schade door bijvoorbeeld stengelbreuk of sclerotinia neemt de kans op alternaria flink toe. Als zoiets vroeg in het seizoen gebeurt, zul je ook al vroeg een middel tegen alternaria moeten toevoegen aan de phytophthorabestrijding. Dat kan in juli zijn, maar misschien ook al eind juni', geeft de adviseur aan.
Het ras doet er volgens Lettinga ook toe. Hoe 'moeilijker' het aardappelgewas groeit – Innovator is een voorbeeld daarvan – hoe groter het risico op alternaria. Van der Eijk voegt hieraan toe dat de kans op alternaria de komende jaren alleen maar groter wordt door de ingestelde NV-gebieden.
'Stikstof vormt de basis voor een vitaal gewas. Geef je minder, dan neemt de kans op stress – en dus ook op alternaria – toe', zo stelt Van der Eijk. Met name in jaren met veel groei aan het einde van het seizoen, kan alternaria gemakkelijk voor 5 tot 10 procent opbrengstderving zorgen. 'Die kilo's mag je als boer gewoon niet missen.'
Starten met Propulse
Voor wat betreft de middelenkeuze tegen alternaria zijn de adviseurs vrij stellig: Propulse is zonder meer het sterkste middel tegen de ziekte. Lettinga wijst daarbij naar onafhankelijk onderzoek van PPO, waarin Propulse als enige met vier plusjes uit de bus komt.
'Ons advies is daarom om altijd met Propulse te starten. Na een tweede bespuiting met een middel uit een andere werkzame groep, kan de derde bespuiting weer met Propulse worden uitgevoerd. Indien nodig kan er dan nog een vierde bespuiting volgen met wederom een middel uit een andere groep', legt Lettinga uit. 'Met deze volgorde profiteer je niet alleen van de kracht van Propulse, maar zorg je ook voor voldoende afwisseling, waardoor resistentievorming zo min mogelijk kans krijgt.'
Dit artikel is gecreëerd door en verscheen eerder in Akkerbouw Koerier van onze kennispartner Bayer Crop Science
Bayer Crop Science
Bayer is wereldwijd marktleider in gewasbeschermingsmiddelen en zaden. Door biologie, chemie en digitale tools slim te combineren versnellen we innovatie in de...
Lees verder »