Pootgoedteelt: cruciaal voor mondiale voedselzekerheid

Gesink en zijn vrouw runnen in provincie Groningen een innovatief akkerbouwbedrijf, gespecialiseerd in pootaardappelen. Jaarlijks telen ze op 65 hectare pootgoed voor diverse handelshuizen. In de winterperiode sorteren ze tot wel 100 hectare, deels voor collega-boeren. Het grootste deel van de productie betreft het ras Spunta en vindt zijn weg naar het Middellandse Zeegebied. Daarnaast worden ook rassen geteeld voor de frites- en zetmeelindustrie.

Duurzame innovatie is de rode draad op het bedrijf. Zo test Gesink miniknollen onder luizengaas en zaait hij haver op aardappelruggen. Doel is om te kijken of bladluizen zo beter te beheersen zijn. Ook is hij actief op zoek naar rassen die sterker zijn tegen ziektes en minder vatbaar voor virusoverdracht. Gesink hoopt hiermee voor te sorteren op krimpende middelenpakket.

Waterhuishouding

Waterhuishouding is ook een speerpunt. Door gerichte drainage en een optimale perceelinrichting weet Gesink schade door wateroverlast tegen te gaan en de kwaliteit van de aardappelen te waarborgen. Strengere regelgeving en het wegvallen van gewasbeschermingsmiddelen dwingen hem tot verdere innovatie met mechanische oplossingen en gewasrotatie.

Het maatschappelijk draagvlak in de sector vindt Gesink essentieel. Hij onderhoudt nauw contact met het dorp en zorgt dat er begrip is voor de werkzaamheden. Tot slot benadrukt hij het wereldwijde belang van pootgoedteelt: van de kleine boer in Egypte tot voedselzekerheid voor het hele Middellandse Zeegebied. Gebieden die volgens Gesink kampen met water- en voedselschaarste.