Plan van aanpak dierwaardige pluimveehouderij kan van start

Voor iedere pluimveesector is een apart plan van aanpak gemaakt. Uitgangspunt zijn in alle gevallen de zes leidende principes van de Raad voor Dierenaangelegenheden voor een dierwaardige pluimveehouderij: goede voeding, goede omgeving, goede gezondheid, natuurlijk gedrag, positieve emotionele toestand en erkenning van de intrinsieke waarde en integriteit van het dier.

Een belangrijk doel dat in het plan wordt beschreven, is dat er een gezonde en vitale pluimveesector is en behouden blijft in 2040. Binnen het Convenant dierwaardige veehouderij zijn daarom randvoorwaarden gesteld, zoals marktopname en verdienvermogen binnen de hele keten. Daarbij helpt een label voor het niveau van dierenwelzijn de zichtbaarheid te verbeteren voor consumenten.

Vergunningverlening is mogelijk, met daarbij een integrale aanpak van de stikstof- en klimaatopgaven. Financiering moet mogelijk zijn en innovatie wordt gestimuleerd. Stoppende bedrijven worden geholpen en worden niet belast met onnodige investeringen. Daarnaast moet onafhankelijk deskundig praktijkonderzoek plaatsvinden, waarbij op praktijkbedrijven wordt getoetst.

Bezettingsgraad daalt

De afspraken die zijn gemaakt gaan onder andere over de bezettingsgraad. Die gaat bij alle diercategorieën in meer of mindere mate omlaag. In sommige gevallen is nog onderzoek nodig. Het verdienvermogen is een belangrijke randvoorwaarde om aan te werken.

Verder staat in het plan dat er in 2040 geen ingrepen meer bij vleeskuiken- en legouderdieren worden gedaan, als uit onderzoek blijkt dat dit verantwoord is. Dieren worden gehouden in stallen die zijn ingericht met functiegebieden volgens de recentste 'best practices' die zijn opgenomen in de Gids voor Goede Praktijken (GvGP). Huidige kooisystemen die onvoldoende mogelijkheden bieden om aan de behoeften van het dier te voldoen, worden uitgefaseerd.

Verhoogde rustplaatsen

Alle dieren worden in 2040 gehouden in stallen die zijn ingericht met verhoogde rustplaatsen, wederom volgens de nieuwste bewezen methoden. De GvGP is hiervoor leidend. De omgevingsverrijking voorziet in de behoeften van de dieren, zoals ruwvoerbalen, graan en pikstenen. De beste methoden die uit onderzoek zijn voortgekomen worden toegevoegd aan de gids.

Onafhankelijke experts stellen parameters op waaraan kan worden getoetst welke pluimveerassen passen in een dierwaardige veehouderij. Daarna kan het aandeel van deze rassen groeien.

Voor de verschillende pluimveesectoren verschilt de snelheid waarmee de maatregelen worden ingevoerd. De Autoriteit Dierwaardige Veehouderij speelt bij de invoering een belangrijke rol. Zij zal voortdurend de vooruitgang monitoren en beoordelen of een stap naar een volgend niveau van dierwaardigheid haalbaar is.