Provincies vrezen meer onzekerheid na kabinetsval

In een onderzoek dat gepubliceerd werd voor de val van het kabinet-Schoof, concluderen het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en Wageningen University & Research (WUR) dat de provincies zich zorgen maken over de continuïteit van gebiedsprocessen.

De provincies maken zich zorgen omdat de financiële en organisatorische basis onduidelijk is. Wel zijn ze bezig met de uitvoering van de zogenoemde koploperprojecten, de maatregelen waarvoor in een eerder stadium vanuit het Transitiefonds al wel financiering beschikbaar was gesteld.

Met het stopzetten van het NPLG en het intrekken van het daaraan gekoppelde Transitiefonds van ruim 24 miljard euro, kwam ook direct een einde aan de provinciale uitwerkingen van het NPLG, de zogeheten PPLG's. Ondertussen staan doelen op het gebied van klimaat, natuur en water nog wel overeind. Daardoor moeten provincies verder gaan met plannen voor het landelijk gebied, zonder dat hier rijksbeleid, budgetten en een heldere taakverdeling aan ten grondslag ligt.

De val van het kabinet-Schoof leidt tot 'extra en onwenselijke onzekerheden', zoals de provinciale koepelorganisatie Interprovinciaal Overleg (IPO) het omschrijft. Dat is volgens de organisatie zorgelijk en onwenselijk. 'De maatschappelijke vraagstukken en uitdagingen waar wij voor staan, zoals woningbouw, de stikstofcrisis en de energietransitie, zijn groot. En vragen om scherpe keuzes en vastberadenheid. Stilstand is geen optie', aldus IPO-voorzitter Ina Adema.

De provincies vragen het kabinet en de Tweede Kamer om te blijven handelen in het belang van Nederland en haar inwoners. In het rapport over de provinciale plannen voor het landelijk gebied concluderen het PBL en de WUR dat provincies dat zelf zo goed en zo kwaad als het kan kunnen doen. Bestuurlijke en financiële onzekerheid van het Rijk maken het niet makkelijker.

Vervolg van PPLG's

Dat is ook te zien in de manier waarop de provincies een vervolg geven aan de PPLG's die ze aan het ontwikkelen waren. De provincies Noord-Brabant en Zeeland hebben aangegeven de integrale programma's voor het landelijk gebied van vóór het NPLG weer op te pakken. Provincie Utrecht gaat onverkort door met het Utrechts Programma Landelijk Gebied.

Dit terwijl de provincies Flevoland, Groningen, Limburg, Noord-Holland, Overijssel en Zuid-Holland een deel van hun PPLG-plannen opnemen in een ander programma of in een beleidsdocument. In de provincies Friesland, Drenthe en Gelderland zijn de PPLG's helemaal gestopt.