Mestboete omlaag bij veehouder met weinig draagkracht

In 2019 vroeg de veehouder om een herziening van de boete. De minister en de rechtbank wezen dit verzoek af. Het CBb komt tot een ander oordeel vanwege de geringe financiële draagkracht van de veehouder. Die is zo klein dat de veehouder de boete in 78 jaar zou moeten afbetalen.

De afbetaling put al die jaren iedere investeringsruimte volledig uit en dat bedreigt het voortbestaan van het bedrijf. Daarom is het handhaven van de boete volgens het CBb 'duidelijk onredelijk'. Het CBb verlaagt de boete tot het bedrag dat tot vandaag is afbetaald. De veehouder is met deze uitspraak dus bevrijd van zijn betalingsverplichting.

Deze uitspraak is definitief. Het CBb is de eindrechter in deze zaak. De betreffende veehouder werd bijgestaan door een jurist van juridische dienstverlener DAS.

Volgens een woordvoerder van DAS maakt deze zaak duidelijk dat de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland bij deze zaak aanleiding had moeten zien om het bedrag aan boetes te matigen als gevolg van het herzieningsverzoek. 'Deze uitspraak gaat ook op voor andere boeren met hoge boetes en in een slechte financiële positie. Ook zij kunnen nu dus een verzoek om herziening indienen waardoor de hoogte van de boete verminderd kan worden op basis van hun financiële draagkracht.'