Rasverschillen bij bladziekten in suikerbieten

In Bant is een praktijkproef aangelegd met vier bietenrassen die veel geteeld worden in Flevoland. Een tweede proef ligt in het Drentse Zeijen en daar zijn verschillende behandelingen uitgevoerd op zes populaire rassen voor de zandgronden.

Elk ras is in de proef voor een deel niet bespoten en voor een deel wel. Het spuitschema bestond uit een eerste bespuiting met Retengo Plust, gevolgd door Sphere en een laatste behandeling met Opus Team. Het interval tussen de bespuitingen was steeds bijna vier weken.

Op het proefveld in Bant zijn de bespoten objecten nog steeds goed gezond. Op de onbespoten velden komt vooral roest en cercospora voor. Eén van de rassen heeft volgens Delphy duidelijk een zwaardere aantasting dan de overige drie rassen. Van de onbespoten rassen laat één nauwelijks bladvlekken zien.

Stemphylium en cercospora

Delphy meldt dat de ziektedruk op het proefveld in Zeijen niet erg hoog is. De aantastingen die te vinden zijn betreffen vooral stemphylium en cercospora. Ook hier zijn duidelijke rasverschillen waarneembaar.

De komende maanden zullen de onderzoekers de aantastingen in de verschillende objecten verder waarnemen. In november na de oogst van de proefvelden worden de opbrengsten en kwaliteit van de suikerbieten bepaald.

Doel van het onderzoek van Delphy is bietentelers meer inzicht geven in de ziektegevoeligheid van de verschillende bietenrassen. En ook om aan te tonen wat het rendement is van de bestrijding van de bladziekten in suikerbieten.