Bestuivende insecten verbeteren vruchtvorm

Alterra-Wageningen UR deed afgelopen jaar in opdracht van het ministerie van Economische Zaken onderzoek naar de bijdragen van honingbijen en wilde bestuivers aan de financiële opbrengst van aardbeien in de open teelt. Vergelijkbaar onderzoek is ook uitgevoerd in appel, peer en blauwe bes.
Voor aardbeien legden de onderzoekers proefobjecten aan op vijftien Brabantse praktijkbedrijven. Ze inventariseerden daar de aanwezige bestuivers en vergeleken objecten met vrije bestuiving met alleen windbestuiving en aanvullende handbestuiving.
David Kleijn van Alterra presenteerde op de Aardbeiendag de eerste voorlopige uitkomsten van het onderzoek. Hij vertelde dat de bloemenbezoekende insecten op de aardbeienpercelen voor 51 procent bestaan uit honingbijen, voor 42 procent uit hommels, voor 3,5 procent uit zweefvliegen en slechts 0,5 procent uit solitaire bijen.
'De effectiviteit van de verschillende bestuiversgroepen is gelijk', aldus Kleijn. 'Wilde soorten dragen evenveel bij aan de bestuiving van aardbeien als honingbijen.'

Extra bijenvolken

Uit de opbrengsten van de verschillende objecten blijkt dat er geen productieverschil is tussen wel of geen insectenbestuiving of aanvullende handbestuiving. Ook inzet van extra bijenvolken zorgt niet voor meer kilo's aardbeien.
De meerwaarde van de bestuivende insecten heeft vooral betrekking op de betere vorm van de aardbeien. De objecten onder insectengaas vertoonden meer misvormde vruchten en daarmee een sortering voor een lagere prijsklasse.
Alterra stelt dat het aantal bestuivende insecten op de percelen sterk afhankelijk is van het voedingsaanbod voor de insecten. 'In het onderzoek vonden we veel meer bestuivers op percelen in de buurt van bloemenranden. Wellicht is dit een aanbeveling voor aardbeientelers die de bestuiving willen stimuleren', aldus Kleijn.