Positief imago landbouw Oirschot

De ZLTO-afdeling wilde weten hoe het imago van de land- en tuinbouwsector binnen gemeente Oirschot bijdraagt aan de groene identiteit van de gemeente en welke maatregelen er nodig zijn om het imago van de sector positiever te maken.
Het blijkt dat de meeste inwoners enkele malen per jaar op een agrarisch bedrijf komen. Hoe vaker ze op een bedrijf komen, hoe positiever hun beeld van de sector is.
De helft van de inwoners heeft een positief beeld van de sector en 18 procent een ‘enigszins positief’ beeld.
Biologische bedrijven scoren het best qua imago. Ze krijgen een 7,3. Vooral mensen die in de dorpen wonen, waarderen deze deelsector. De melkveehouderij, de akkerbouw/vollegrondsgroenten en de boomkwekerij scoren met een 7,2 net iets lager dan de biologische sector. Veel mensen vinden dat de plantaardige sectoren bijdragen aan het groene imago van de gemeente. De glastuinbouw krijgt een halve punt lager: 6,7.
De intensieve veehouderij scoort nog wat lager: de geitenhouderij krijgt een 6,5, de pluimveehouderij een 6 en de varkenshouderij een 5,7.
Een ruime meerderheid vindt de agrarische sector belangrijk voor gemeente Oirschot. De sector levert een belangrijke bijdrage aan het groene karakter van Oirschot, vindt 45 procent. Nog eens 27 procent is het daar enigszins mee eens.
De meeste inwoners van Oirschot zien de waarde van de agrarische sector voor de gemeente, maar een kwart van hen ondervindt overlast van agrarische bedrijven. Meer dan de helft is tegen verdere uitbreiding van de intensieve veehouderij.

Tips

De onderzoeker geeft tips hoe de sector kan werken aan een nog beter imago. Een daarvan is burgers beter te informeren over ontwikkelingen in de sector, niet alleen als er iets aan de hand is, maar continu.
Burgers hebben daar ook behoefte aan, geven ze aan. Ze willen meer weten over zaken als duurzaamheid, het gebruik van antibiotica en voedselveiligheid in de sector, het liefst via de plaatselijke media. Daarbij werkt het goed als boeren zelf aan het woord komen. Dat maakt de sector persoonlijker.
Een andere aanbeveling is dat de ZLTO-afdeling boeren meer bewust maakt van hun license-to-produce.
Van de Ven twijfelt of ze de uitkomst positief moet beoordelen. ‘Dat hangt ervan af. Aan de ene kant zijn het mooie cijfers. Aan de andere kant is er nog veel te verbeteren.’
De onderzoeker doelt erop dat varkens- en pluimveebedrijven lager scoren dan de rest en dat veel inwoners vinden dat boeren weinig rekening houden met de omgeving. Ze wijst ook op de weerstand tegen schaalvergroting. ‘Het is een natuurlijke ontwikkeling dat er minder bedrijven komen en dat de blijvende bedrijven groter worden. Dat roept spanningen op.’
Van de Ven wijst ook op de opstelling van de gemeente, die zich graag profileert als innovatief. ‘Tegelijk komt er voor boeren steeds minder ruimte om te ondernemen en te vernieuwen.’
Volgens de onderzoeker doet de afdeling al veel om inwoners van de gemeente een beter beeld te geven van de sector. Een voorbeeld daarvan zijn de ‘midzomerwandelingen’, waarbij in de laatste week van de zomervakantie wandelroutes zijn uitgezet over boerenbedrijven en door natuur. De routes lopen zelfs door stallen heen. ‘Daar is altijd veel animo voor.’
Het afdelingsbestuur gaat nog bespreken wat te doen met de resultaten en de aanbevelingen. Van de Ven weet al dat ze zelf aan de slag wil met de aanbeveling om structureel goede contacten te onderhouden met plaatselijke media, niet alleen ad hoc.