Druk van aardappelmoeheid ligt op een stabiel niveau

Met een foto van een valplek van een zware AM-besmetting in zetmeelaardappelen laat Epema zien wat de gevolgen zijn als telers de aaltjessituatie niet goed onder controle hebben. De betreffende aardappelen hebben een slecht loofapparaat. Daardoor blijft de gewasontwikkeling achter en de opbrengst uiteindelijk ook.

'Een goede bemonstering van je percelen is cruciaal om inzicht te krijgen in je aaltjessituatie en waar nodig in te grijpen', benadrukte de regiomanager buitendienst van NAK woensdag op het internationale aardappelevenement PotatoEurope in het Flevolandse Lelystad.

Maatregelen werken

Volgens Epema helpen maatregelen die telers nemen om AM te voorkomen of te beheersen goed. Hij doelt onder meer op inundatie en de inzet van aardappelen als vanggewas. 'De aaltjes die AM veroorzaken, Globodera rostochiensis en Globodera pallida, kom je tot hooguit 90 procent vanaf. Het zal nooit lukken om de aaltjes helemaal weg te krijgen. Maar de huidige druk ligt op een niveau waar iedereen tevreden mee is', meldt hij.

Om te voorkomen dat de druk van AM oploopt, is het van belang minimaal een rotatie van 1 op 3 te hanteren en zoveel mogelijk te kiezen voor resistente aardappelrassen, stelt Epema. 'Verder is het cruciaal om hygiënisch te werken. Met machines loop je het risico besmette grond van het ene naar het andere perceel over te brengen. Ook via pootgoed ligt overdracht op de loer.'

NAK bemonstert jaarlijks zo'n 57.000 hectare. Hiervan zijn 41.000 hectare pootaardappelen en de rest betreft bloembollen. Veel monsters steken de medewerkers met de hand, maar inmiddels wordt op zo'n 17.000 hectare een speciaal bemonsteringswiel ingezet. Dit is een aan een quad bevestigd apparaat dat sneller en efficiënter grondmonsters neemt.