Hoe willen provincies, LTO en NAJK de impasse doorbreken? Zes pijlers onder het plan
Met een pakket bouwstenen willen lagere overheden, LTO Nederland en het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK) de stikstofimpasse doorbreken en de vergunningverlening weer op gang brengen. Het voorstel focust op een robuuste stikstofreductie die juridisch, financieel en in de uitvoering is geborgd. Het doel? Toekomstbestendig stikstofbeleid en een werkbaar vergunningstelsel.

De stikstofproblematiek houdt Nederland al jaren in zijn greep, met grote gevolgen voor zowel natuurherstel als economische ontwikkeling. De vergunningverlening ligt nagenoeg stil, wat leidt tot onacceptabele rechtsonzekerheid voor ondernemers en een enorme maatschappelijke druk. Het Interprovinciaal Overleg (IPO), LTO Nederland, NAJK, de Unie van Waterschappen en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) willen Nederland weer in beweging krijgen. Een overzicht van de zes belangrijkste pijlers waarop de voorgestelde aanpak rust.
1. Vergunningverlening
Om de vergunningverlening in Nederland weer op gang te brengen, is volgens de samenwerkende partijen een aanzienlijke en geborgde reductie van stikstofemissies essentieel. De kern van de voorgestelde aanpak is een fundamentele omslag van sturing op kritische depositiewaarden (KDW's) naar wettelijke verankering van emissiedoelen. Dit betekent dat de wetgeving gericht wordt op emissievermindering. Dat is beter stuurbaar en kan worden vertaald naar concrete doelen op gebieds- en bedrijfsniveau.
Voor ondernemers – en dan met name PAS-melders en interimmers – is legalisatie cruciaal om bij te dragen aan de reductieopgave en om het broodnodige perspectief te krijgen. Natuurdoelanalyses zijn primair bedoeld voor beleidsontwikkeling en mogen volgens de samenwerkende partijen nooit op zichzelf worden gebruikt om vergunningen te weigeren. Het doel is een voorspelbaar en juridisch houdbaar vergunningstelsel.
2. Beschikbare maatregelen
Alle sectoren moeten significant bijdragen aan de stikstofdaling, waarbij de landbouw, industrie en mobiliteit zelf invulling geven aan de reductieopgave. Het Planbureau voor de Leefomgeving verwacht dat met het bestaande en voorgenomen beleid in de land- en tuinbouw een stikstofemissiereductie van 20 kiloton in 2030 wordt gerealiseerd, ten opzichte van 2022. Deze reductie komt grotendeels voort uit generiek beleid, zoals de Landelijke beëindigingsregelingen veehouderijlocaties (Lbv en Lbv-plus), en een andere toepassing van mest en kunstmest.
Het is noodzakelijk de borging van dit effect te versterken door ondernemers en overheden optimaal te faciliteren. De rijksoverheid moet daarom de innovaties stimuleren via een nieuw RAV-systeem en via fiscale regelingen als MIA-VAMIL.
Verder stellen de partijen voor om de nieuwe opkoopregelingen en de extensiveringsregeling melkvee aan te laten sluiten op het natuurlijk verloop in de sector. Denk bijvoorbeeld aan een optie waarbij boeren op leeftijd zich contractueel verbinden aan het binnen een nog te bepalen termijn beëindigen van hun bedrijf. Hierdoor kan de emissiereductie van de afgesproken bedrijfsbeëindiging opgenomen worden in een geborgde stikstofreductie in een bepaalde termijn.
3. Sturen op emissie
De kern van de aanpak is een geborgde reductie van emissies die ondernemers handelingsperspectief biedt. Een cruciaal element is het voorstel voor een emissienorm per sector en per bedrijf, in plaats van reductiepercentages. Een bedrijfsspecifieke norm biedt langjarige duidelijkheid over de opgave en beloont koplopers die al geïnvesteerd hebben. De eisen voor deze emissienorm zijn: haalbaarheid, monitorbaarheid, tussendoelen, afrekenbaarheid en handhaafbaarheid in 2035. Een geborgd tussendoel in 2030 maakt, om sancties te voorkomen, vroegtijdig bijsturen door overheden mogelijk.
Een rapportage van Wageningen University & Research duidt op een haalbare ammoniakreductie van 41 tot 50 procent via innovaties binnen vijf jaar. Partijen zijn voorstander van doelsturing. Ze doen een beroep op het kabinet om bij kansrijke innovaties een groot deel van de financiële risico's af te dekken.
4. Gebiedsgerichte aanpak
De samenwerkende partijen noemen een gebiedsgerichte aanpak in hun voorstel cruciaal voor de zones rondom stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden. Het kabinet wil zones van 250 meter inrichten waarbinnen strengere emissieregels gelden. De provincies gaan daar binnen een jaar een plan voor opstellen met betrokken partijen en het Rijk, inclusief onderbouwing van de reductieopgave.
Hoewel 'vrijwillig waar het kan' het uitgangspunt is, moet 'dwingend waar het moet' wel mogelijk zijn. Als tussendoelen in 2030 niet worden gehaald, kunnen provincies in overleg met het gebied dwingende instrumenten inzetten, zoals wettelijke herverkaveling, waarbij ondernemersrechten geborgd blijven.
Toekomstperspectief voor agrariërs is hierbij noodzakelijk. Dit kan in diverse vormen: innoveren, extensiveren, verbreden, omschakelen, verplaatsen of stoppen van het bedrijf. De aanpak richt zich niet alleen op stikstof, maar ook op andere drukfactoren, zoals de beschikbaarheid van water voor de natuur.
5. Borging emissiereductie
Borging van behaalde reducties is essentieel voor de ontwikkelruimte en legalisatie van PAS-melders en interimmers. De focus verschuift van afrekenen op de kritische depositiewaarden naar wettelijk verankerde emissiedoelen. Uit die wettelijke taakstelling worden de sector- en bedrijfsnormen afgeleid. Een geborgd en afrekenbaar tussendoel in 2030 is cruciaal richting het einddoel in 2035. Specifiek voor de landbouw betekent dit een emissiereductie van 42 tot 46 procent in 2035 (ten opzichte van 2019), gekoppeld aan een doorrekenbaar maatregelenpakket.
Adequate financiële dekking voor het gehele pakket en juridische borging van innovatieve maatregelen zijn hierbij een voorwaarde. De rijksoverheid dient verantwoordelijkheid te nemen voor deze geborgde aanpak om een houdbaar en voorspelbaar vergunningstelsel te garanderen.
6. Handhaving
Duidelijke handhaving is volgens de partijen onmisbaar voor het welslagen van de stikstofaanpak. Bedrijven moeten weten wat de consequenties zijn bij niet-tijdige naleving van reductiedoelen. Sanctionering is een ultieme remedie wanneer gestelde (tussen)doelen niet worden gehaald. Dit kan leiden tot (gedeeltelijke) intrekking van vergunningen of een korting op dier- of fosfaatrechten.
Controle en handhaving vindt primair plaats via het bestuursrechtelijk spoor. Alleen bij evidente misleiding of fraude kan het strafrechtelijk spoor in beeld komen. Voor een evenwichtige sanctionering wordt aansluiting bij de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht onderzocht.
Bekijk meer over:
Lees ook
Marktprijzen
Meer marktprijzen
Laatste nieuws
Nieuwste video's
Kennispartners



Meest gelezen
Nieuw op MechanisatieMarkt.nl
-
John Deere Zitmaaier / tuintrekker X350 (WOL) #692271
Gebruikt, € 5.313
-
Kuhn GF 17002 T GII
2014, P.O.A.
-
John Deere Zitmaaier / tuintrekker X147R (MOL) #692321
Gebruikt, € 4.999
-
John Deere Tractor 6155R (STE) #59803
Gebruikt, P.O.A.
Vacatures
Campagne Marketeer
LTO Bedrijven - Wageningen, Nederland
Meewerkend voorman/-vrouw teelt
IBN - Beugen
Weer
-
Vrijdag24° / 12°0 %
-
Zaterdag26° / 13°0 %
-
Zondag24° / 15°30 %