Ureumgehalte melk bij leden VK-Oost laat daling zien

Van 2017 tot 2019 steeg het melkureumgehalte nog van 21,4 naar 22,0. Maar vanaf dat moment gaat het gehalte omlaag. De eerste grote daling was al direct te zien in 2020. Toen daalde het melkureumgehalte in één klap met twee punten naar 20,0. De daling heeft daarna doorgezet en in 2024 komt het melkureumgehalte uit op 18,6.

De daling is bereikt door bewuster en efficiënter voeren. 'Dat betekent vooral goed sturen op het ruweiwitgehalte', zegt melkveehouder en VK-Oost-lid Mart Wagenvoort. 'En daarnaast een goede afstemming tussen het bestendig en onbestendig eiwit.'

Te krap gaan zitten in het ruw eiwit moet volgens de melkveehouder nu ook weer niet. 'Sommige collega's komen erg laag uit, maar dan neemt de productie af en dalen ook de gehaltes. Je komt ergens rond de 155 gram ruw eiwit uit.'

De weersomstandigheden blijven altijd een rol spelen. Vlak na een regenbui kan het gras nog niet alle opgenomen stikstof hebben omgezet naar eiwit. Dan kan het nitraatgehalte in het gras hoog zijn. Bij beweiding kan het ureumgehalte in de melk dan omhoogschieten', weet Wagenvoort uit ervaring. 'Ook als je kort na een bui maait, zit er meer nitraat in het gras en loop je meer kans op een hoger ureumgehalte in de melk.'

Lagere mestafzetkosten

Een lager melkureumgehalte heeft niet alleen voordelen voor de diergezondheid en melkproductie, maar beperkt ook de mestafzetkosten. Per punt lager melkureum hoeft er 1,5 kilo minder stikstof per koe te worden afgevoerd, blijkt uit berekeningen van ABZ Diervoeding. Voor een gemiddeld bedrijf van honderd melkkoeien gaat het dan om 150 kilo stikstof per punt lager melkureum. Bij 4 kilo stikstof per kuub rundveedrijfmest hoeft er dan 37,5 kuub minder mest te worden afgezet. Bij mestafzetkosten van 25 euro per kuub betekent iedere punt lager melkureum dat de mestafzetkosten met 938 euro dalen, rekent VK-Oost voor.

Minder stikstof in de mest zal daarnaast de ammoniakemissie verminderen. Doordat er minder mest hoeft te worden afgevoerd, blijven er meer mineralen beschikbaar voor het eigen bedrijf.

Uit de cijfers blijkt verder onder andere dat de melkproductie door de jaren heen stijgt, al gaat het de laatste jaren langzaam. Het vetgehalte in de melk stijgt voortdurend, het ruweiwitgehalte stabiliseert.

Minder weidegang

Het aandeel bedrijven dat de koeien weidt, is licht aan het dalen tot 78 procent in 2024. Het aantal weide-uren blijft daarbij wel stabiel rond de duizend uur per jaar.

De afname van de weidegang komt onder andere omdat er bij alleen maaien van percelen een hogere gebruiksnorm is voor stikstof en de bemesting van het gras en daarmee de opbrengst verder is te optimaliseren. Het aandeel bedrijven dat vers gras op stal voert, blijft hoog met 92 procent.