Stoppers ontvangen 121 euro per fosfaatrecht en 45 euro slooppremie

Bij zowel de stoppersregeling Lbv als de piekbelastersregeling Lbv-plus. wordt een vergoeding uitgekeerd voor dierrechten en fosfaatrechten die daarmee uit de markt worden gehaald en vervallen. Deelnemers moeten minimaal 80 procent van hun varkens- of pluimveerechten of 95 procent van de fosfaatrechten inleveren. Bij de Lbv-plus wordt ook een sloopvergoeding van 45 euro per vierkante meter dierverblijf verstrekt. Het gaat om het slopen van de dierenverblijven en mest- en voeropslagen.

De bedragen voor dierrechten verschillen per regio. Voor een vervallen varkensrecht wordt in regio Zuid 150 euro betaald en in de regio Oost 31 euro. In de overige regio's is een bedrag van 27,50 euro vastgesteld. Voor een vervallen pluimveerecht bedraagt de vergoeding in regio Zuid 10,75 euro, in regio Oost 19 euro en in de overige regio's 8,25 euro. Deze prijzen zijn nagenoeg marktconform, zoals minister Christianne van der Wal voor Natuur en Stikstof had aangekondigd.

Verlies van productiecapaciteit

Deelnemers aan de Lbv-plus krijgen een vergoeding van 120 procent voor het verlies van productiecapaciteit. Bij de Lbv is dat 100 procent. Hieronder vallen mest- en voeropslagen en dierenverblijven voor het houden van varkens, melkvee, kippen of kalkoenen. Voor het waardeverlies van de productiecapaciteit rekent RVO een vooraf vastgestelde vergoeding per vierkante meter dierenverblijf. De hoogte van deze vergoeding hangt af van de leeftijd van het dierenverblijf in jaren en maanden. Deze vergoeding heet ook wel de gecorrigeerde vervangingswaarde.

Het totale budget voor de Lbv-plus is 975 miljoen euro. Voor de Lbv is 500 miljoen euro gereserveerd, waarvan 115 miljoen euro voor de varkenshouderij, 115 miljoen euro voor de pluimveehouderij en 270 miljoen euro voor de melkveehouderij. Op de site van RVO staat een rekentool waarmee veehouders een inschatting kunnen maken van het bedrag dat ze bij deelname kunnen ontvangen.