Betrouwbaarheid genomics daalt verder

De betrouwbaarheid van de genomicsfokwaarden lag bij de decemberdraai voor NVI op 55,61 procent. In december 2010 was dat nog 58,84.

De betrouwbaarheidscijfers zijn door stichting Genetische Evaluatie Stieren (GES), die de fokwaardeschatting voor Nederland verzorgt, zelf vastgesteld.

Met de uitbreiding van de referentiepopulatie zou de betrouwbaarheid moeten stijgen. Dat is wat de GES steeds pretendeerde.

Dat de betrouwbaarheid daalt, ook op het terrein van levensduur en productie, is daarom opvallend. Temeer omdat in andere landen de betrouwbaarheid wel is toegenomen.

Methodiek aangepast

Coördinator Roel Veerkamp van GES stelt dat de betrouwbaarheid niet in deze cijfers stijgt door aanpassing van de methodiek. Een internationale standaardmethodiek voor de betrouwbaarheid berekenen is er nog niet, wat de verschillen met het buitenland verklaart.

'Wij valideren elk jaar de berekening van de betrouwbaarheidsmethodiek. Dat doet niet ieder land en zeker niet allemaal op dezelfde manier. Daar pleiten wij internationaal wel voor.'

Veerkamp stelt dat toename van betrouwbaarheid door uitbreiding van de referentiepopulatie niet ter discussie staat.

Stiervader

'Dat bewijzen eerdere studies. Deze percentages zijn gedaald omdat veel cijfers van jonge genomicsstieren, die als stiervader worden ingezet, het gemiddelde naar beneden brengen.'