Omvorming melkvee- naar geitenhouderij valt slecht bij omwonenden

Het geitenbedrijf is er nog niet, zeggen de bezwaarmakers bij afwezigheid van de veehouder. De boerderij dient nu nog als stalling voor tientallen paarden. Maar de omzettingsvergunning is binnen.

De gemeente Súdwest-Fryslân kon de vergunning niet weigeren, omdat die ten tijde van de aanvraag paste binnen het geldende bestemmingsplan. De geitenstop die een maand later door de gemeente werd ingevoerd, kon daar niets aan veranderen. Op het moment van de vergunningaanvraag gold die stop nog niet. De datum van de aanvraag is bepalend.

Risico gezondheidsklachten

Toch vinden de eigenaar van een kinderopvang en een omwonende dat de gemeente de vergunning moest weigeren vanwege gevaar voor gezondheidsklachten in de omgeving van het bedrijf. Ze wezen op adviezen van de GGD, die een afstand van 2 kilometer tussen geitenhouderijen en omwonenden vooralsnog verantwoord vindt. Aan die afstand wordt niet voldaan, want de omwonende woont op bijna 400 meter afstand en de kinderopvang ligt op 900 meter.

Daarnaast vond de GGD in dit geval dat de gemeente nader onderzoek zou moeten doen. Maar dat vond de gemeente niet nodig. Uit voorlopig onderzoek bleek al dat er geen gevaar dreigt voor de volksgezondheid rond de toekomstige geitenhouderij. De afstand is volgens de gemeente groot genoeg.

De recentste onderzoeken naar gezondheidsklachten bij omwonenden door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) geven volgens de gemeente ook geen aanleiding voor verder onderzoek. Uit het RIVM-onderzoek blijkt wel een sterk verband tussen gezondheidsklachten bij omwonenden van geitenhouderijen, maar een concrete oorzaak is nog steeds niet gevonden.

Daarom vindt de Raad van State het niet goed om de vestiging van een geitenhouderij zonder meer te verbieden. Gemeenten en provincies hebben die mogelijkheid wel, omdat ze beleidsvrijheid hebben en dus geitenstops kunnen invoeren.

Vrees voor sluiting kinderopvang

De eigenaar van de kinderopvang zegt zich wel grote zorgen te maken over het lot van haar bedrijf. Als de geitenhouderij er straks is, kan dat betekenen dat de kinderopvang moet sluiten. De gemeente had in dit geval het voorzorgsbeginsel moeten toepassen; bij twijfel geen vergunning voor de geitenhouderij.

Volgens de gemeentewoordvoerder is wel rekening gehouden met de kinderopvang, maar vanwege de grote afstand was er geen reden om de vergunning te weigeren. Er is overigens al vier jaar geen gebruik van gemaakt. En de bezwaarmakers erkennen dat de mogelijkheid bestaat dat de voormalige veehouder het bedrijf ook niet zal opstarten. Maar de vergunning moet volgens hen van tafel, zodat die niet kan worden overgedragen aan een andere geitenhouder.

De Raad van State doet over zes weken uitspraak.